September 2000
6 dagen langs de GR5 door Noord-Frankrijk
van Remerschen (Luxemburg) naar Pagny-sur Moselle – 140 kilometer
Dag 0 – Donderdag 7 september 2000
Naar Remich
In 2000 hadden we nog geen internet. Het voorbereiden van een tocht had dan ook best wel wat voeten in de aarde. Voor het traject dat dit keer op ons programma stond, hadden we daarom bedacht dat we eerst een verkenningstocht zouden houden. Zo reden we op dinsdag 5 september naar een stadje in de buurt van het eindpunt van de geplande wandeling: Pont-à-Mousson. Onderweg zochten we uit waar overnachtingsmogelijkheden langs de route waren, dan wel mogelijkheden om met openbaar vervoer een slaapplaats te bereiken. Langs de route bleek het tamelijk dramatisch te zijn, maar met bussen moest het wel lukken allemaal.
Vanuit Pont-à-Mousson bekeken we de volgende dag in de stromende regen de mooie stad Metz en weer een dag later reden we terug naar het Noorden, naar Remich, in de buurt van het begin van de wandeling. We dropten onze spullen in het hotel om wederom op onderzoek uit te gaan. Er was zowaar een busstation mét informatie over aankomst- en vertrektijden. Een bus naar Remerschen de volgende ochtend bleek geen enkel probleem. En ook volgende week terug vanuit Pont-à-Mousson zou gemakkelijk gaan. We waren er helemaal klaar voor!
Dag 1: Vrijdag 6 september 2000
Van Remerschen naar Dudelange – 28,5 kilometer
Precies op tijd ging de bus naar Remerschen. Om kwart over 9 stapten we uit. Gelukkig maar, want we hadden een lange tocht voor de boeg. Het eerste stukje hadden we al eerder gelopen. Door Luxemburg lopen de E3 en de GR5 grotendeels gelijk op.
De lange trap naar boven, hoog de wijngaarden in bracht ons naar het punt waar de E3 en de GR5 uit elkaar gaan. De trap was langer dan ik me kon herinneren. Oef, dat was een pittig begin! Maar daarmee hadden we voor vandaag wel gelijk het zwaarste deel gehad. We lieten de wijngaarden en de Moezelvallei direct weer achter ons. Hierboven was het meer een perenland. Je moest af en toe goed uitkijken dat je er niet over uitgleed en het risico dat je er een op je bol kreeg leek tamelijk groot. Dat gebeurde overigens gelukkig niet.
Hier boven zag je trouwens al de eerste tekenen van de industrie bij Thionville en Metz: drie enorme koeltorens van een kerncentrale. Met reusachtige stoomwolken erboven. Die drie torens zouden we dagenlang blijven zien. Vanuit alle richtingen. Maar het was wel vrijwel alles wat we van het industriegebied te zien kregen. Als je over de autobaan door dit deel van Frankrijk raast, kun je je nauwelijks voorstellen dat er hier te wandelen valt, maar de GR5 loopt wat meer naar het westen door een verrassend fraai gebied. Toen we in Mondorf-les-Bains aankwamen scheen inmiddels de zon. Koffie op een terras, dat hadden we niet verwacht na die regendag in Metz!
Een heel eind voorbij Mondorf kwam de eerste omleiding. Vanwege de aanleg van een nieuwe autobaan. Dezelfde trouwens waar we jaren geleden op de E3 al behoorlijk door in de problemen waren gekomen (ofwel: gewoon helemaal verdwaald waren). Nu ging het allemaal prima, maar we zouden hem nog vaker moeten kruisen. En dat gebeurde laat in de middag. Toen hield het teken plotseling op. Een grote berg asfalt, zandhopen, wat machines en zoek het verder zelf maar uit. De richting was echter wel duidelijk, we moesten er gewoon langs en een halve kilometer verder pikten we het teken weer op. En zo verder naar Burange, een voorstadje van Dudelange. Tegen dat we daar aankwamen hadden we het wel zo’n beetje gehad. Sommige stukken waren behoorlijk wat langer gebleken dan in het boekje stond en dan ga je het toch wel voelen, zo’n eerste dag. Maar we waren er nog niet. Het hotel dat we hadden uitgezocht lag in het centrum van Dudelange. Nog een kilometer of 2 van de route af door woonwijken, een paar keer de weg vragen en daar lag het: Hotel Cottage. Zag er goed uit. Geen overbodige luxe, maar gewoon in orde.
Dag 2: Zaterdag 9 september 2000
Van Dudelange naar Fontoy – 28,8 kilometer
De hotelbaas had een plattegrondje van Dudelange voor ons waarop hij precies aantekende hoe we langs de kortste weg aan de westkant van de stad de route weer konden oppakken. Zo hoefden we niet eerst terug naar het punt waar we gister van de route waren afgegaan. Na nog wat boodschappen in een reuzensupermarkt gingen we op pad. Het zou weer een flink stuk worden vandaag. Maar de lucht was stralend blauw, dus wat wil je nog meer!
Zodra we de bebouwde kom verlieten, doken we het bos alweer in. Omhoog, het Nationaal Park “Haard” in. We kwamen u echt in het gebied van de “rode aarde”, het oude mijngebied. Sinds 1978 zijn de mijnbouwwerkzaamheden gestaakt en sindsdien is er een prachtig natuurgebied ontstaan. Hier en daar zijn nog overblijfselen te zien en dat geeft het gebied een grote cultuur-historische waarde.
Zo kwamen we een aantal grote ronde “rotsblokken” tegen die iets met slakken te maken hadden. Het info-paneel konden we helaas niet goed volgen, maar duidelijk was, dat het ijzererts hierboven al gesmolten werd en dat de afvalstoffen iets met deze rotsblokken te maken hadden.
Na een poosje kwamen we aan de rand van Tétange. Daar moesten we een enorme zig-zag maken die we eigenlijk van plan waren af te snijden. Maar toen we in het boekje zagen, dat we daarmee enkele historische mijnbouwoverblijfselen zouden missen, hebben we toch maar trouw het teken gevolgd. Achteraf hadden we daar wel spijt van. Die 2,5 kilometer extra was wel een beetje veel voor een nauwelijks zichtbare mijningang en anderhalve meter spoorrails-restant. Uiteindelijk kwamen we toch in Tétange waar een café moest zijn. Dat zat echter vol met spinnenwebben. Een eindje verderop was er gelukkig nog éen en daar smaakte de koffie prima.
Niet lang na Tétange passeerden we de Franse grens. En daar zagen we ook voor het eerst het wit-rode teken weer. Hoera. De gele stip had ons prima door Luxemburg geleid, maar er gaat toch niks boven de vertrouwde wit-rode strepen!
Helaas was ook aan het pad te merken, dat we de grens hadden overschreden. De kwaliteit stortte onmiddellijk in: welig onkruid en vette blubber. We hoopten dat dit alleen voor het overgangsgebied zou gelden en gelukkig kwamen er later inderdaad weer veel goed begaanbare stukken. Met de bankjes was het voorlopig echter afgelopen. Toen we er tussen de middag eentje zochten was nergens iets te vinden. Bij Escherange was wel een mooi stenen bruggetje in een lieflijk dal, dat uitstekend dienst deed als lunchplek.
Na het eten klommen we omhoog, maar de graat die we enkele kilometers zouden moeten volgen. Echter … al na een kleine kilometer hing er een bord aan de boom; “Deviation”. Vanwege bouwwerkzaamheden was de route omgeleid. De pijl wees nar beneden, terug het dal in. We hoopten dat we niet helemáál terug naar beneden moesten, maar het pad bleef alsmaar dalen. Tot we ons er maar bij neerlegden dat we echt weer helemaal naar beneden gingen. De grote vraag was natuurlijk, wáár we terug op de officiële route zouden komen. Boven op die graat? Maar nee, dat was gelukkig niet het geval. We gingen via een of ander plaatsje ( waar we in een restaurant anderhalve liter Badoit naar binnen goten, dat was weer een geluk bij een ongeluk!) een heel eind door het dal om na een slechts korte stijging weer op het oude pad terecht te komen. Het was daarna nog een heel eind totdat we boven Fontoy uitkwamen. Tijdens de afdaling zagen we de bus van 5 uur vertrekken. Geen probleem, om half 6 ging er weer een en die haalden we makkelijk.
Tijdens onze verkenningstocht hadden we gezien dat er in Fontoy geen hotel meer was, maar dat er wel regelmatig bussen naar Thionville gingen. En langs die busroute was er een Logis de France hotel in Knutange. Daar hadden we toen gelijk gereserveerd voor vannacht. Met de bus waren we er binnen 10 minuten. Het hotel beviel ons uitstekend. Royale kamer en een buitengewoon gezellig restaurant. Onder het eten bedachten we dat we hier wel eens vaker konden komen, op doorreis door Frankrijk.
Maar … toen hadden we de haan nog niet gehoord!
Dag 3: Zondag 10 september 2000
van Fontoy naar Rombas – 18,8 kilometer
Om een uur of 5 begon-ie. En ergens in de verte sloeg er natuurlijk nog eentje aan. Pas nadat Wim het raam had dichtgedaan was het een beetje te harden en hebben we toch nog een tijdje kunnen slapen. We hoefden niet vroeg op vandaag. Het traject naar Rombas was maar 18,8 kilometer en vandaar ging de eerste trein naar Metz ’s middags pas om 6 uur. Dus we hadden alle tijd.
Hoe we met de bus weer naar Fontoy moesten komen op zondagochtend was echter niet zo duidelijk. Er gingen wel bussen, maar stopten die nou wel of niet in Fontoy? De ontbijtdame had geen flauw idee en de baas aan wie we het gingen vragen leek ook niet erg behulpzaam. Nouja, dan zoeken we het zelf wel weer uit. Desnoods nemen we een taxi. Maar toen we afrekenden bleek de baas andere plannen te hebben. Hij bracht ons gewoon even. Het was nog vroeg en het was niet druk in het hotel. Dat was nog eens service!
Zo waren we toch al voor 10 uur weer op pad. De lucht was wederom strak blauw. Op het eerste deel kwamen we ongekend veel tegenvoeters tegen. Hier was duidelijk iets georganiseerd voor de zondag. De uitgezette route was zó verschrikkelijk goed aangegeven dat ik me nauwelijks kon bedwingen om niet ergens, op een cruciaal punt zo’n waanzinnig grote witte pijl te laten verdwijnen. Maar dat mocht niet van Wim. Nou, dan maar niet.
In Neufchef dachten we alsnog een paar wandelaars “beet” te hebben. Ze liepen achter ons aan in plaats van met de pijl mee, en dat was de andere kant op. Die zullen raar opkijken als ze straks in Rombas staan, dacht ik nog. Maar niks hoor. Bij de parkeerplaats even buiten Neufchef haakten ze af en even later hoorden we een motor aanslaan.
Na Neufchef gingen we een enorm groot bos in. Acht kilometer onafgebroken bomen. Halverwege vonden we een geschikte stam voor een broodje en een kop koffie. Lekker vers gezet met ons minibrandertje. Tot mijn grote spijt was het echter weer mis met de koffiemelk. Dat was vorig jaar ook al gebeurd en nu loste de poeder weer niet op. Er dreven grote witte vlokken in de koffie. Jakkes. De vorige keer was de melkpoeder waarschijnlijk te oud maar nu was het vrijwel nieuwe poeder. Het was wel hetzelfde busje als wat we in het voorjaar mee naar Duitsland hadden genomen. En toen was het erg warm geweest. Voortaan dus niet zo zuunig zijn maar gewoon weggooien wat er over is. En voorlopig maar even nieuwe koffie zetten. Zonder melk weer.
We waren al om half 4 in Rombas waar we een kilometertje van de route af moesten dalen naar het station. Wat een dooie boel was het hier op zondag. Rombas is toch een behoorlijk grote plaats, maar er was geen kip op straat en zelfs in het centrum was het doodstil Ook niks van een terrasje, alleen een bar waar je binnen moest zitten. Dat vonden we niks, dus we keken nog eens goed rond, ieder een andere kant op. En op een binnenpleintje zag ik zowaar parasols staan! ik vloog terug, op zoek naar Wim. Maar die zag ik nergens meer. Zoeken, zoeken, hoe kon dat nou weer? Het duurde zeker 10 minuten voordat we mekaar weer tegenkwamen. Dat ging van de terrasjestijd af. Onder de parasols was het snoeiheet, maar de Orangina was lekker koel en nat.
Toen we bij het station kwamen, zagen we dat daar vlakbij tóch een hotel was. Hadden we niet gezien op onze verkenningstocht. Jammer, dat had een hoop wachttijd gescheeld. Want met overstappen en al waren we pas om kwart voor 7 in Metz. Het Mercure hotel was echter vlakbij het station en toen we daar onze kamer binnenstapten hadden we geen centje spijt meer! Ook het eten was uit de kunst. En het was natuurlijk prettig dat we hier 2 nachten zouden blijven. Zo kon de was een dagje langer drogen en konden we morgen één rugzak laten staan en de andere heel wat minder zwaar bepakken.
Dag 4: Maandag 11 september 2000
Van Rombas naar Moulins-lès-Metz – 33 kilometer
De wekker stond op kwart over 6. Vandaag stond een monsterklus op het programma. Ruim 33 kilometer tot Moulins-lès-Metz. Alle alternatieve etappeplaatsen die de afstand korter gemaakt zouden hebben, waren afgevallen. Daar stopten weliswaar bussen, maar dat waren allemaal schoolbussen gebleken. Op onmogelijke tijden dus. De eerste plaats met een normale verbinding was Moulins. Dus namen we de trein van kwart voor 8 terug naar Rombas en na nog een snelle kop koffie stonden we om kwart voor 9 weer “boven”, aan de rand van het bos. Zonder pauze zouden we dan toch pas om kwart voor 5 op het eindpunt aankomen!
Het eerste stuk bleven we met allerlei bochten en zig-zaggen rondom Rombas slingeren. Hoewel je dat op het kaartje kunt zien en hoewel je weet dat die bochten gewoon in die 33 kilometer zijn inbegrepen, geeft het je toch het vervelende gevoel dat je geen meter opschiet. We waren dan ook blij toen we Rombas eindelijk definitief achter ons lieten. We volgden enkele kilometers lang een pad langs een oude grens, waarschijnlijk ooit de grens tussen Frankrijk en het Duitse Rijk. Verschillende grensstenen dateerden al uit de 11e eeuw. Op sommige zou een Maltezer kruis te zien zijn, maar dat hebben we niet kunnen ontdekken.
Tussen de middag, in Fèves vonden we een klein randje schaduw bij een oude wasplaats. Het was weer práchtig weer. Eigenlijk gewoon te warm. Er was 28⁰ voorspeld en onze eigen thermometer wees zelfs méér aan. ’s Middags begonnen we dan ook aardig te puffen, vooral bij klimmetjes in de felle zon. Doordat we nu langs de rand van de Moezelvallei liepen, ging het voortduren óp en áf. Al die zijdalen die in de vallei uitkomen worden gescheiden door van die schattige ruggetjes. Ik geloof dat we er niet eentje oversloegen.
Na de wederom met spinnenwebben overdekte cafés in Ternel, Fèves en Norroy-le-Veneur, bracht de kroeg in Saulny eindelijk uitkomst. Geen terras natuurlijk, maar heerlijk koude Orangina en ijskoud water om de fles bij te vullen.
Een paar kilometer verderop, in Lorry-lès-Metz werd het ons bijna te veel. Het pad ging er ijzig steil langs een trap omhoog en het was nog ruim 6,5 kilometer. WE dronken de halve fles leeg op de onderste trede om moed te verzamelen. Na drie treden passeerden we een vlak langs de trap gelegen woning. Dat was nog eens buitengewoon aardig. Naast de voordeur zat een buitenkraan waar de bewoners een bord op hadden gehangen met de tekst: “Eau potable. Randonneurs, Servez-Vous!” Dat hadden we eerder moeten zien. Maar hoewel we net gedronken hadden, konden we dat aanbod natuurlijk niet weerstaan en we lieten ons nogmaals vollopen alvorens toch echt met die lange klim te beginnen.
En zoals zo vaak: als het heel erg lijkt, valt het best wel mee. We waren betrekkelijk snel boven waar we van het fort met die belachelijke naam (Plappeville) niet veel of eigenlijk gewoon niks konden zien. En daarna was het eigenlijk alleen nog maar een kwestie van “uitlopen”. Wel een heel mooi stuk nog. Je liep hier eigenlijk al door de voorstadjes van Metz, maar die lagen zo idyllisch tegen de heuvels gedrapeerd, dat je nog steeds het gevoel had “buiten” te zijn.
Even over half 6 kwamen we aan in Moulins-lès-Metz. Al met al waanzinnig snel gedaan. De bus kwam vrijwel direct en met zo’n 20 minuten stonden we weer op het station.
Het wasje was inmiddels wel droog, maar alles vouwen en de rugzakken weer reorganiseren, dát kon wel tot morgen wachten.
Dag 5: Dinsdag 12 september 2000
Van Moulins-lès-Metz naar Gorze – 18,8 kilometer
“Normale” tijd opstaan, maar toch weer niet te laat. Want het hotel zat vol met Engelsen en Wim voorspelde dat de sinasappels wel eens héél vlug op zouden kunnen zijn. Ze hadden hier namelijk een fantastisch apparaat waar je zó een hele sinasappel met huid en haar in kon gooien, die dan volautomatisch voor je werd uitgeperst.
Bus terug naar Moulins en verder naar Gorze vandaag. Weer mooi weer, maar wel een wat bedekte lucht. Lekker benauwd dus.
Het zou een makkie worden naar Gorze. Slechts 18,8 kilometer. En dat is dus juist gevaarlijk! Na zo’n zware dag, waar je je goed op had voorbereid en die je zonder problemen hebt volbracht, treedt gemakkelijk het “Feyenoord-MVV-effect” op. Zware onderschatting en dus bek-af na de eerste klim.
Het eerste traject voerde tot Ars-sur-Moselle. Bakkers voor het uitzoeken en een prachtig café. We zaten nog maar net aan de koffie toen we een stel “collega’s” het plein op zagen komen. Speurend in de rondte belandden ze even later niet in ons café, maar op een bankje. Hij ging de winkelstraat in, zij bleef op de rugzakken passen. Even later kwam hij terug, beladen met boodschappen. Moest-ie weer terug de straat in, want er moest een foto van gemaakt worden. Ja, we hielden ze goed in de gaten! Broodjes werden tevoorschijn gehaald en toen er even later ook een pak melk aan te pas kwam, wisten we het zeker: Hollanders! Zeker net met de trein gearriveerd, want we hadden ze nog niet eerder gezien. Maar we zouden ze vast nog wel ergens tegenkomen.
Even buiten Ars-sur-Moselle konden we
van bovenaf de restanten zien van het Romeinse aquaduct waar Ars zijn naam aan dankt. Je zag ook de restanten aan de overkant van de Moezel, in Jouy-sur-Moselle. Op de weg naar Gorze hadden we met de auto ook nog een stukje blootgelegde pijpleiding langs de kant van de weg gezien. Daar zou de wandeling niet langskomen.
Voorbij het viaduct kwamen we door een mooi bosgedeelte waar ook nogal wat woeste rotsranden langs het pad zichtbaar waren. Wim liep een heel eind voor me. Hij was vandaag werkelijk onstuitbaar. En juist toen ik naar hem riep “Wat is het hier schitterend hè” werd er van de andere kant geroepen “Hé, kijk nou eens!” Zo hadden we wederzijds gelijk onze nationaliteit verraden. De “jongelui” dus. Inderdaad Hollanders. Ze zaten midden op het pad, het restant van hun lunch te verorberen. Je maakt natuurlijk even een praatje en zo begrepen we, dat ook hún auto in Remich stond en dat ze toch al even lang onderweg waren als wij. Dat we ze in de hotels niet waren tegengekomen liet zich makkelijk verklaren. Het waren “diehards”, met tent en eigen potje koken. Wij vroegen waar ze in dit gebied de campings vandaan haalden. Dat ging soms net als bij ons, met bus of trein, maar meestal “wild”. Er was altijd wel ergens een weitje. Brrrrr, moesten we even niet aan denken. En de “jongelui” waren beslist ouder dan wij!
Een half uurtje later volgde de tweede ontmoeting. Toen waren wij aan de lunch op een heel mooi uitzichtspunt: Bellevue over het Moezeldal ten zuiden van Metz, met de stad in de verte. Daarna hebben we ze niet meer gezien.
Bij het Croix St.-Clement, weer een uitzichtspunt op Metz, zagen we nog de knie-afdrukken van de heilige. Hij zou tijdens zijn evangelisatiereis op zijn knieën zijn gevallen, toen hij eindelijk de stad voor het eerst zag. En werkelijk, die putten in de steen, het zouden knieën geweest kúnnen zijn.
We waren al lekker vroeg in Gorze, een uur of half vier. We waren wat teleurgesteld dat ze geen kamer aan de achterkant meer hadden. Daar had ik wel om gevraagd. Maar toen we de kamer binnenkwamen, waren we er al gauw mee verzoend. Wat een zaal zeg. En heel fleurig, overal bloemetjes! Ook verder was dit een heel leuk adres. Een oud pand met een prachtige tuin, waar we nog een hele tijd hebben zitten lezen voordat het tijd werd om aan tafel te gaan. Leuk tafeltje aan de antieke open haard, die gelukkig niet brandde bij deze temperatuur. Het was nog steeds broeierig. Het zou niemand verbazen als het ging onweren.
….
Maar toch schrik je wel als middenin de nacht ineens de luiken openvliegen! Inderdaad ja, een knallend onweer. Ik vloog mijn bed uit en graaide uit het venster naar de klapperende luiken om ze weer zo goed mogelijk dicht te maken. Maar kennelijk toch niet goed genoeg, want even later vlogen ze weer open. Het leek wel een spookkasteel. Nu deed Wim een poging om ze te vergrendelen. Weer mis, maar na de derde keer bleef het zaakje zitten. Het onweer bleef nog wel een poosje doorgaan. Pas toen het ophield zijn we weer in slaap gevallen.
Dag 6: Woensdag 13 september 2000
Van Gorze naar Pagny
De volgende ochtend was het weliswaar droog, maar het zag ernaar uit dat het alle kanten op kon. De temperatuur was prima, dus we startten gewoon zonder regenkleding. Een poosje later begon het heel zachtjes te miezeren. Dat is meestal het begin van de ellende. Mar blijkbaar niet altijd, want toen we eenmaal de jassen aanhadden, hield het al weer op om verder droog te blijven.
In Bayonville-sur-Mad stuitten we opnieuw op een omleidingsbord: “Deviation provisoire. Suivez le balisage jusque à la sortie de Vellecey …”. We zochten het plaatsje even later tijdens een pauze in alweer een wasplaats op de kaart. Lieve help, dat lag een heel eind buiten de route. En wel zodanig dat we ons afvroegen of de route dan nog wel door Pagny zou gaan, ons eindpunt voor vandaag. We gisten wat de oorzaak zou kunnen zijn van zo’n forse omleiding. Zó erg kon het toch niet wezen? Misschien was er iets met de spoorwegovergang aan de hand? We besloten om de omleiding tot aan Onville te volgen en daar te kijken hoe het zat met de spoorwegovergang. Als dat meeviel, zouden we gewoon de officiële route volgen. Je komt er toch altijd wel langs als er ergens iets aan de hand is. Dachten we.
Bij de spoorwegovergang, of beter gezegd onderdoorgang, was niks aan de hand. Het teken was hier ook prima in orde. Dus we begonnen aan de volgende beklimming, het dal van de Mad weer uit. Alles ging prima en Wim liep al vrolijk te fluiten “zie je nou wel”, terwijl ik nog wat bromde van “we zijn er nog niet”. Na een paar omgevallen bomen schoot ons ineens te binnen: “Lothar, de wervelstorm die met de Kerstdagen had gewoed.” Misschien was dát de oorzaak van de omleiding. Een stukje verder wisten we het wel zeker. Hier lagen zóveel omgevallen bomen! Maar het pad was al keurig vrijgemaakt. Dus het leek er op dat het probleem inmiddels was verholpen.
Totdat we in de buurt van het hoogste punt kwamen. Hier lagen de stammetjes nog dwars over het pad. Je kon er echter vrij gemakkelijk langs of overheen klimmen. Hier één stammetje, daar twee, dat ging allemaal best. Maar niet zo lang meer. Plotseling “verdween” het pad in een enkele meters hóge en honderden meters brede ravage van stammen, takken en gigantische wortelkluiten. Hier kon noch overheen, noch omheen.
Een klein stukje terug hadden we nog een redelijk begaanbaar zijpaden aar links gezien We zouden proberen om via dit pad óm de ravage heen te komen. En zowaar, dat lukte. Met het kompas hielden we de richting in de gaten en na verloop van tijd kwamen we in een gebied met jonge aanplant waar de storm aan voorbij was gegaan.
Ik zag het eerlijk gezegd allemaal niet zo zitten. Hoe verder we bleven improviseren, hoe groter het stuk werd om terug te gaan, als we uiteindelijk toch niet verder konden. Maar Wim wilde van geen teruggaan horen. Dus verder … tot de volgende ravage. Ongeveer net zo erg als even tevoren. Weer via een zijpad proberen om een poosje later langs het open stuk van een hoogspanningsleiding door het hoge gras af te zakken. Zo kwamen we op een lager gelegen pad uit. Zou dit toevallig “ons” pad zijn? En zou het hier wat lager weer beter gaan? Nee hoor, daar lagen weer een paar van die kanjers. Ik kon er vrij gemakkelijk onderdoor, maar Wim had heel wat meer moeite met die grote rugzak. Hij zat vol met schrammen toen we de laatste hindernis overwonnen hadden. We kwamen nu steeds lager en dat betekende steeds minder problemen. Van het teken was echter niks te zien, dus ons pad lag vermoedelijk nóg lager. Kris-kras de helling af dan maar, op hoop van zegen. Zo kwamen we eindelijk op een goed begaanbare weg uit. En wis en waarachtig: met teken!
We stonden hier aan de rand van Pagny. Het was duidelijk dat de omleiding hier inderdaad niet meer langskwam. Hoe zou het dan morgen verder gaan? Misschien was dit nog maar het begin van de ellende! Lothar was immers vooral door de Vogezen geraasd en die lagen nog een heel stuk zuidelijker. Bij een glas koud vocht in een barretje concludeerden we,dat we het verstandiger was om laatste traject dat voor morgen was gepland te “bewaren” voor een volgende keer. Eén keer avonturieren was leuk, maar daar moesten we het toch maar bij laten. Het was wel even slikken, opgeven is niet iets uit ons woordenboek, maar het was nu toch echt de beste keuze.
Nu eerst naar het station. We zouden bij gebrek aan hotel in Pagny namelijk in Pont-è-Mousson slapen. Op weg door het centrum naar ons hotel zag ik tot mijn stómme verbazing de “jongelui” aan de overkant van de straat! Wij hadden ons vannacht al afgevraagd hoe het hen zou vergaan, ergens in een weitje. En ik was ook wel benieuwd hoe zij die deviation hadden aangepakt. Hoe waren die nou hier terecht gekomen? Omdat ik eerst nog twijfelde of ze het echt wel waren en zíj in een fors tempo de andere kant uitliepen én omdat ik het een beetje ordinair vond om keihard over de straat heen te schreeuwen, waren ze al snel te ver verwijderd en hebben we ze niet meer gesproken. Achteraf had ik toch een beetje spijt dat ik niet geroepen had. Het was leuk geweest om hun ervaringen nog even te horen.
Slot: Donderdag 14 september 2000
Terug naar huis
De volgende ochtend zaten we weer in de trein van 9.04 uur naar Metz. Overstappen op de trein naar Luxemburg. Daar hoefden we maar een half uurtje te wachten op de bus naar Remich waar we al om kwart over elf aankwamen. De auto stond weer braaf op ons te wachten en bracht ons in een paar uurtjes terug in Rotterdam. De vakantie zat er weer op. Weer 140 kilometer verder gekomen richting Nice. De GR5 door Noord-Frankrijk was een prachtige tocht geweest met onverwacht héél mooi weer. De regenbroeken en parapluutjes konden ongebruikt de kast weer in. En dat gebeurt niet vaak!