GR5 door de Vogezen: Schirmeck – Montbéliard

Augustus 1997 en Juni 1999
13 dagen langs de GR5 door de Vogezen
van Schirmeck naar Montbéliard ± 260 kilometer

Vorig traject

In 1997 stonden de Vogezen op het programma. We wilden van Schirmeck naar Montbéliard lopen, een tocht van 13 dagen. In Schirmeck vonden we een leuk Logis-de-France hotelletje en van daar uit regelden we ook alvast de overnachtingsadressen voor de eerstvolgende drie nachten. Dat was in 1997, vóór het internet tijdperk, nog een heel gedoe met gidsjes en regionale telefoonboeken. Maar we wisten toen niet beter en het lukte op die manier uiteindelijk ook altijd. We konden de volgende ochtend met een gerust hart op stap.

Dag 1: Vrijdag 22 augustus 1997
Van Schirmeck naar Le Hohwald  – 6 uur

De eerste dag hakte er gelijk flink in met een wandeling van ruim 6 uur, exclusief pauze, en hoogteverschillen van bij elkaar ruim 700 meter.

Gelijk omhoog bij de Col de la Katzmatt

In dit boekje van de GR5 staan geen afstanden in kilometers, maar alleen de netto-wandeltijden aangegeven. En je loopt hier met al dat klimwerk niet bepaald 4 kilometer per uur. Een stevige tocht dus. Die voerde onder andere langs Le Struthof waar nog restanten van een concentratiekamp uit de 2e wereldoorlog waren te zien. Dat vonden we  heel indrukwekkend. We zouden op de tocht door de Vogezen nog vaker tegen oorlogsherinneringen aanlopen, met name begraafplaatsen uit de 1e wereldoorlog.

Na een zeer warme dag met gelukkig veel schaduwrijk bos, kwamen we aan in Le Hohwald. Ook hier in een Logis-de-France hotel (Hotel Marchal). Bij het inchecken moesten we een paspoort laten zien. Wim zocht in zijn rugzak. Geen paspoort. Dan die van mij maar, geen probleem. Maar waar was die van Wim? Op onze kamer haalden we de hele rugzak ondersteboven, maar geen portefeuille. Dat was wel even schrikken. Hij had hem ’s ochtends voor het laatst gebruikt, om af te rekenen in Schirmeck. Dus maar even bellen. We vroegen in ons beste Frans, of ze een portefeuille hadden gevonden. Maar dat was niet het geval. Oei, nu werd het toch echt wel pijnlijk. Alles zat daar in, paspoort, rijbewijs, betaalpasje, credit card …. Wim herinnerde zich, dat hij na het afrekenen nog even naar het toilet was geweest en daarna waren we vertrokken. Of mevrouw misschien even op het herentoilet wilde kijken. Dat wilde ze wel. Even later was ze weer aan de telefoon. Jawel, er lag een zwarte portefeuille in de vensterbank van de toiletruimte! Had daar de hele dag gelegen dus. Er ging een hoeraatje op in Le Hohwald. Aan het eind van de tocht zouden we terugkomen in Schirmeck om de auto op te halen, dan konden we de portefeuille gemakkelijk weer ophalen. Er was alleen een klein probleempje. Ik had toen nog geen credit card en in de kleinere hotels kon je nog niet altijd met een pinpas betalen. Dat werd dus bij elke geldautomaat flink bijtappen om geen borden te hoeven wassen!

Dag 2: Zaterdag 23 augustus 1997
Van Le Hohwald naar Barr – 5 uur en 15 minutem

De volgende dag trokken we verder naar het oosten. In de buurt van het klooster St.-Odile passeerden we de Mur Païen, een prehistorische stapel stenen en even later bereikten we het klooster Mont-St-Odile vanwaar je een prachtig uitzicht hebt op het Rijndal.

Mur païen op weg naar St. Odille

Klooster St. Odile

We aten er op de binnenplaats van het klooster. Daarna ging het nog een klein beetje hoger voor nóg mooiere uitzichten, om tenslotte af te dalen naar het schilderachtige wijnstadje Barr, aan de rand van de Rijnvlakte.

Plein Barr, hotel Le Brochet

Het hotel Le Brochette ligt aan een zeer fraai plein en heeft een verrukkelijk terras. Het is een mooi historisch pand, met uiteraard krakende houten vloeren. Die wilden we wel voor lief nemen, maar vervelender was het feest dat ’s avonds in het stadje gevierd werd. De muziek ging tot in de kleine uurtjes door en dat was niet erg bevorderlijk voor de nachtrust.

Dag 3: Zondag 24 augustus 1997
Van Barr naar Hühnelmühle – 7 uur en 15 minuten

Vandaag werden alle hitterecords gebroken. Het eerste stuk door de wijngaarden naar Andlau was dan ook hels, ondanks dat het nog vroeg in de ochtend was. Gelukkig vonden we in Andlau een heerlijk terrasje, waar we even bij een koele dronk op adem konden komen. Maar de ruim 700 meter klimmen daarna, naar de Ungersberg op 900 meter sloeg echt alles. Ik was nog nooit bang geweest dat je iets zou kunnen krijgen onderweg, maar nu schoot zomaar ineens de gedachte door me heen, dat  je hart het wel eens zou kunnen begeven. Wat gelukkig niet gebeurde dus.

Het was niet alleen heet en hoog, maar ook nog eens behoorlijk ver vandaag met 7 uur en 1 kwartier netto wandeltijd. We hadden daardoor helaas niet zo veel oog voor de talrijke kasteelruïnes die we op de afdaling passeerden en we waren behoorlijk uitgeput toen we eindelijk de Hühnelmühle bereikten. Een eenvoudige auberge in de middle of nowhere, maar precies aan de route, dus een ware uitkomst voor de GR5 wandelaar. Op de kamer schrok ik me een ongeluk van de grote groene beesten die uit het gordijn sprongen. Een soort krekel of sprinkhaan. Doen niks volgens Wim, maar ik was er niet echt blij mee.

We aten de specialiteit van het huis. Heerlijke krokant gebakken visjes (Karpfen) uit de eigen vijver, die anno 2019, na meer dan 20 jaar nog steeds op het menu staan!

Dag 4: Maandag 25 augustus 1997
Van Hühnelmühle naar Ribeauvillé – 5 en een half uur

Na de Hühnelmühle volgde een wat vlakker stuk tot aan Chatenois. Weer zo’n schattig wijndorpje met stadspoorten en vakwerkhuizen. En terrasjes. Wat mooi uitkwam, want we waren er rond koffietijd. En na héél veel haarspeldbochten bereikten we rond lunchtijd de Haut-Königsbourg. Een zeer markant kasteel met een rijke historie. Het is een van de best bewaarde Middeleeuwse burchten, al is er in de loop van de eeuwen wel behoorlijk aan gesleuteld. Het uitzicht op de vlakte en op andere burchten in de omgeving is er geweldig!

Na een blikje en een broodje tonijn daalden we af naar Tannenkirch. Daar lesten we de ergste dorst aan de dorpspomp en de lekkere dorst op een schaduwrijk terras. Het was ook vandaag weer heet, heet ,heet.

Uitzicht op Ribeauvillé

In de middag kwamen we wederom langs 2 kasteelruïnes. Vooral de laatste, die van Saint-Ulrich, vonden we zeer imposant. Hij torent uit boven het dal waartoe het stadje Ribeauvillé toegang verleent. Dat was ons einddoel voor vandaag, nog iets meer dan een half uurtje dalen.

In het prachtige en daardoor wel tamelijk toeristische wijnstadje hadden we niks gereserveerd, maar de hotels zijn hier voor het uitkiezen, dus dat was geen probleem.

Dag 5: 26 augustus 1997
Van Ribeauvillé naar Le Bonhomme – 7 uur

Hotel La Poste in Le Bonhomme

Ribeauvillé ligt helemaal aan de rand van de Vogezen, tegen de Rijnvlakte aan. Laag dus. Het werd vandaag dan ook een heel zware dag, lang qua afstand en met zo’n slordige 1200 meter klimmen bij nog steeds tropische temperaturen.

Gekkenwerk, maar we hielden vol. Tussen de middag trakteerden we onszelf op een forelletje in Aubure, op 800 meter het hoogste stadje van de Elzas. Daarna konden we er weer tegen en ging het over de Grand Bézouard en diverse colletjes naar Le Bonhomme waar we onderdak vonden in Hotel de la Poste.

Dag 6: 27 augustus 1997
Van Le Bonhomme naar Col de la Schlucht – 6 uur

Begraafplaats uit WO I-Duschesne

De Col de la Schlucht was ons volgende doel. Het was een schitterende tocht met mooie uitzichten, die grotendeels over de Crêtes de Vosges voerde. Bij Duschene passeerden we midden in het bos een begraafplaats uit de eerste wereldoorlog. Even iets om stil van te worden en bij stil te staan.

Over route des Crêtes

De Col de la Schlucht is een druk punt op 1139 meter hoogte. Een mooie plek voor een hotel en daar waren we dan ook weer uitstekend mee geholpen!

 

Dag 7: 28 augustus 1997
Van Col de la Schlucht naar Mittlach – 4 uur

Het was inééns afgelopen met het mooie weer. Gisteren wandelden we nog zonovergoten over de graat en nú bestonden de Vogezen uit één grote regenbui. Dat was jammer, want van het panoramische uitzicht op het hoogste punt, de 1362 meter hoge Le Hohneck zagen we dus niet veel. Maar de afdaling naar Mittlach was ondanks kou en regen erg mooi. Wild romantisch was hier een toepasselijke term.

Met de overnachtingen liep het allemaal gesmeerd. We liepen na de eerste 3 nachten op de bonnefooi, maar in hotel Valneige in Mittlach konden we ook weer zonder probleem terecht.

Dag 8: 29 augustus 1997
Van Mittlach naar Markstein – 4 uur en 15 minuten

Verder over route des crêtes

De regen hield aan helaas en al was het de eerste dagen eigenlijk véél te heet geweest om te wandelen, die regen beviel ons toch nóg minder. Maar ja, elk weer is wandelweer zeggen we manmoedig tegen elkaar en we gaan gewoon door. In de Ferme Auberge Huss op de col du Herrenberg konden we even opwarmen en wat eten en drinken. Een glas melk leek ons wel wat bij het middagmaal. Thuis drinken we dat lekker koud uit de koelkast, dus hier was het wel even wennen, want de melk was nogal lauw, nét van de koe!

Naar Markstein in de regen

Verder over de graat, na een niet al te vermoeiende tocht bereikten we Markstein. De kamer in het hotel was prima, maar helaas werd het hotel bevolkt door een groep ongelooflijk rumoerige schoolkinderen. Een overnachting in een jeugdherberg is er heilig bij en we hebben dan ook nauwelijks een oog dicht gedaan. Herhaalde verzoeken aan de leiding om tot enige discipline op te roepen mochten niet baten.

Dag 9: Zaterdag 30 augustus 1997
Van Markstein naar Thann – 7 en een half uur

Nouja, een slapeloos nachtje, daar kom je wel weer overheen. Vervelender was het, dat de beloofde zon niet kwam opdagen. Na twee dagen regen, kou en weinig zicht, kregen we vandaag nog veel meer regen, kou en een nog dikkere mist. Dat werd niet alleen vervelend vanwege de nattigheid, maar het was ook wel erg zonde van de mooie uitzichten. De route voerde vandaag bijvoorbeeld over het hoogste punt, de Grand Ballon van 1424 meter, maar aangezien je daar niks méér zou kunnen zien dan op de col, hebben we ons de moeite bespaard en zijn we over de autoweg blijven lopen die onder de top langs blijft gaan. En waar we ons dankbaar even konden opwarmen en drogen in de aanwezige horeca. Hier namen we bij een kop koffie, met pijn in het hart, de beslissing om er een punt achter te gaan zetten. Het was de bedoeling om nog 4 dagen door te lopen, tot aan Montbéliard, waar we zouden aansluiten op het reeds gelopen traject door de Jura. Maar de weersvoorspellingen bleven slecht, dus het was gewoon verstandiger om het laatste stukje te bewaren voor een volgende keer. Ieder weer is weliswaar wandelweer, maar het moet wel een beetje leuk blijven. We namen nog maar een tweede kop koffie en doken toen de nattigheid weer in.

Veel klimmen was het niet vandaag, maar wel héél veel dalen! Het stadje Thann ligt weer tegen het Rijndal aan en er leek geen eind te komen aan de meer dan 1000 meter diepe afdaling. De belangrijkste afwisseling bestond uit de trieste herinneringen aan de eerste wereldoorlog, die we op diverse plekken passeerden.

Maar ook aan die eindeloos lange stukken komt uiteindelijk altijd een eind en zo bereikten we laat in de middag het fraaie stadje Thann. We hadden er geen oog voor en stoven onmiddellijk op het aanlokkelijk ogende Hotel du Parc af. Tot onze vreugde was er een mooie kamer vrij, waar we binnen de kortste keren weer een zwijnenstal van wisten te maken. Overal hing van alles om te drogen!

Slotdag van deel 1: Zondag 31 augustus 1997
Van Thann terug naar Schirmeck

We waren gisteravond toch nog even naar buiten gegaan, om bij het station te kijken hoe we terug in Schirmeck konden komen. Op zondag zou er een bus in plaats van een trein naar Mulhouse gaan, waar we de trein naar Straßbourg konden nemen en vervolgens de boemel naar Schirmeck. Ruim op tijd stonden we voor het station van Thann, onder het afdakje waar de buspaal stond. Kort daarop kwamen er twee Nederlandse collega-wandelaars bij. We hadden hen al eerder een keer in een hotel gezien, waar ze net vertrokken toen wij stonden uit te checken. We vonden het toen vreemd dat ze zo weinig bagage bij zich hadden, maar het bleek nu dat ze de tocht met bagage-transfer geboekt hadden bij een reisbureau. Terwijl we wat stonden te praten, reed er een bus langs het station. Hij draaide niet de busbaan voor het station op, maar bleef op de hoofdrijbaan. Zónder te stoppen!

Wat gaan we nou krijgen? Dat zal toch niet de bus naar Mulhouse geweest zijn? Maar toen er 20 minuten later nog steeds geen andere bus was langsgekomen, concludeerden we, dat het wél “onze” bus geweest was. Tja, dan kun je heel verontwaardigd doen, maar dat helpt helemaal niks. We besloten met zijn vieren een taxi naar Mulhouse te nemen, want een volgende bus zou pas heel veel later komen. Zo reisden we gezamenlijk naar Straßbourg, waar onze wegen zich scheidden.

De taxichauffeur was hevig opgewonden en had de radio knalhard aanstaan met het nieuws. Het viel niet mee om te verstaan wat de Franse nieuwslezer allemaal ratelde, maar we begrepen toch dat er iets heftigs aan de hand was. De taxichauffeur lichtte toe: die nacht was prinses Diana aangereden in Parijs. Dat was inderdaad tamelijk heftig nieuws! Daar waren we wel even stil van.

De rest van de reis verliep vlekkeloos en zo belandden we in de loop van de middag weer in Schirmeck. De zon was inmiddels weer gaan schijnen en ’s middags konden we zowaar nog een poosje in de tuin zitten. Hadden we toch niet door moeten zetten? Nee hoor, volgend jaar gewoon weer verder.

Deel 2 van de Vogezen
Vrijdag 11 juni 1999 – Vertrek

Het werd niet vólgend jaar, maar twee jaar later. We zouden naar Zuid-Frankrijk gaan voor het vervolg van de GR4 die we ook onder handen hebben, maar op weg naar het Zuiden zouden we de laatste 4 dagen van de Vogezen meepakken. Zo stond op vrijdagmiddag onze gang vol met rugzakken, tassen, schoenen en koffers. Gisteren was het meeste al ingepakt. Vanochtend konden we alles op ons gemak afwerken, de spiksplinternieuwe auto inladen en het laatste vaatje doen. Rond één uur vertrokken we. De eerste etappe ging tot Stein in Zuid-Limburg. Het was zoals gebruikelijk zeer druk op de weg, maar we hadden alleen bij Eindhoven wat vertraging, dus dat viel reuze mee.

Zaterdag 12 juni 1999 – Terug naar Thann

Nog even een heerlijk uitgebreid ontbijtbuffet bij Van der Valk. Dat zal straks in Frankrijk wel anders zijn!

Om kwart voor 9 vertrokken we. Via de Belgische en Luxemburgse Ardennen, langs Metz, Nancy en dan langs de westkant van de Vogezen en tenslotte de Vogezen in. Alles liep voorspoedig en zo waren we al redelijk vroeg in Thann.

Hotel du Parc in Thann

Het hotel dat we hadden uitverkoren zag er prima uit, maar had alleen nog een kamer met een “grand lit” ter beschikking. Omdat we uit vroeger jaren ons buik vol hadden van die piepkleine grote, meestal doorgezakte, bedden, besloten we naar ons oude adresje, het  Hotel du Parc,  te gaan. Wel wat duurder, maar toch eigenlijk wel het mooiste hotel van Thann. Veel kamers waren er niet meer vrij, maar ééntje was genoeg voor ons.

De receptionist was zeer hulpvaardig. De auto? Die konden we zonder problemen op de parkeerplaats van het hotel laten staan tijdens onze tocht. Een hotelletje in Rouge Gazon? Jazeker, dat bestond en hij zou wel even voor ons reserveren. Overnachten bij terugkomst, woensdag a.s.? Prima, u krijgt de laatste kamer, een heel mooie, zal u uitstekend bevallen!

St. Thibaut in Thann

Nadat aldus een en ander geregeld was, gingen we Thann in, waar we de mooie kerk Saint Thibaut bezochten en de aardige straatjes doorwandelden. Een omeletje ging er ook wel in en daarna gingen we op stap om te kijken of we ook de andere overnachtingsadressen konden regelen.

Giromangy stond gepland voor de 2e nacht. Met de auto nog een aardig eindje, maar het was goed dat we er op af gegaan zijn, want zoals we al vermoedden: het hotel uit ons wandelgidsje was ter ziele. Bij de VVV wezen ze ons op een ”ferme auberge” die op korte afstand vóór Giromagny en niet ver van de route lag. De informatrice belde even om voor ons te reserveren, maar … tot onze grote verbazing was het vol. Op maandagavond nota bene. Een schoolklas gooide ons hele routeschema door de war. Het best alternatief was, om boven op de Ballon d’Alsace te overnachten. De afstanden werden dan wel wat ongunstiger verdeeld, maar je moet toch wat.

De VVV van Giromagny hielp ons nog wel aan een adres voor de 3e nacht. We reden er even langs om het vast te leggen. Dat lukte direct. Op de Ballon bleken volgens de folder wel drie hotels te zijn, dus wat het slapen voor de komende vier dagen betreft, kon ons niet veel meer gebeuren. We konden met een gerust hart naar bed.

Dag 10: Zondag 13 juni 1999
Van Thann naar Gazon Rouge – 5 en een half uur

Nog even heel goed controleren. Zit alles wat we nodig hebben in de rugzakken? Niks vergeten over te laden van de eerste 2 nachten? Het is altijd lastig om de bokken en schapen gescheiden te houden. Je probeert alles apart in te pakken, maar toiletgerei, zonnebrillen en nog zo wat dingen moeten er op het laatst nog in.

Toch nog een keer een lekker ontbijtbuffetje, schoenen aan, zakken op en hop, daar gingen we.
Het hotel lag nog geen 100 meter van de route. Dat betekende dus: na 100 meter al de eerste klim! Thann ligt op 343 meter en we moesten naar 1180.

Het was heerlijk weer, vrij warm zelfs. Na enkele meters gingen mijn broekspijpen er al af. Helaas moesten die een uurtje later alweer worden aangeritst, nadat ik drie teken van mijn benen had verwijderd. Maar verder niet getreurd. Het was een prachtige klim. En het leek heerlijk rustig. Op het eerste stuk kwamen we slechts twee mensen tegen. De rest kwam op de eerste col die we moesten oversteken. Daar wisten we niet wat we zagen! Zover je kon kijken stonden er auto’s geparkeerd! Zondag, de Fransen trekken de bergen in! Er bleek een “fête de montagnards” georganiseerd te zijn op de Col du Rossberg. Daar moesten wij ook naar toe en de rest van de tocht, vooral tot aan die col, was dan ook behoorlijk druk belopen. Hoewel het gezien het aantal auto’s dat we hadden gezien eigenlijk nog wel meeviel.

Fêtes des Montagnards op Col du Rossberg

Aangekomen op de Col du Rossberg, zagen we wat dat “fête de montagnards” inhield. Een eetfestijn dus. Grote tenten met banken, bier en worstjes. Spelletjes voor de kinderen waren er ook. En héél veel mensen. Het was zo’n beetje etenstijd en het begon juist te regenen, dus dat kwam best mooi uit. We vonden een plekje op een bank, onder een tentzeil, waar we de quiches uit de rugzak verorberden met een koud blikje uit de biertent. De muziekkapel begon net te spelen, maar hield er al gauw weer mee op. Jammer, het klonk wel aardig. Elke keer als er uit de keukentent een vol blad met dampende maaltijden tevoorschijn kwam, steeg er ergens vanuit de drukte een enorm gejoel en gejuich op. Al met al was het best wel grappig allemaal.

Na de Col du Rossberg werd het weer wat rustiger. De regen was inmiddels opgehouden. Het werd zelfs weer prachtig. En ook de route was buitengewoon mooi. Schitterende uitzichten en een bijna alpien landschap. Wat vooral ook opviel was de enorme bloemenzee. Weilanden vol in allerlei kleuren en soorten. Werkelijk prachtig.

De grootste stijging hadden we al gehad, maar de afstand was nog behoorlijk groot. Vijf en een half uur kale wandeltijd hadden we inderdaad wel nodig.

De paden waren over het algemeen van uitstekende kwaliteit. Wim liep het pad juist uitvoerig te roemen toen hij plotsklaps onderuit ging. Grote schrik. Pijn gedaan? Enkel verzwikt? Gelukkig niet, maar toch een klein rampje: een grote groene grasvlek op de wandelbroek die nog 14 dagen meemoest. Dat wordt boenen vanavond, in de hoop dat het enigszins valt te fatsoeneren.

Over de graat naar Rouge Gazon

Ons hotelletje lag een half uurtje van de route af, maar op gelijk hoogte als het punt waar we de route verlieten. Dat het pad desondanks eerst een flink eind naar boven ging, viel dan ook wel tegen, zeker doordat we door het bos en de bochten helemaal niet konden zien hoever het nu eigenlijk écht nog was. Maar eveneens door het bos en de bochten niet zichtbaar, ineens stonden we er vlak vóór. Het was toch niet langer dan een half uurtje. Alleen … na zo’n lange dag en bovendien de eerste, gaat de vermoeidheid een woordje meespreken.

Het hotel lag prachtig aan de rand van een alpenweide. Een echt berghotelletje. De kamer was eenvoudig, maar prima. Het terras lag heerlijk in de zon. We konden er nog een hele tijd zitten, wat we uiteraard ook deden. Het eten was niet veel bijzonders, een ondefinieerbare bak soep en de rest weet ik niet meer.

Na het eten begon het te onweren. Een flinke flits gevolgd door veel gerommel. We zaten juist in totaal versleten luie stoelen in de leeskamer, toen het licht uitviel. Zuinigheid? Half tien licht uit, net als in berghutten? Op de gang gekomen, bleek het ook daar pikdonker en liepen 2 mannen rond met een zaklantaarn, op zoek naar de stoppenkast. De eerste klap was gelijk goed raak geweest! Gelukkig was het snel verholpen. Het onweer was ook al snel over. Het was ’s nachts zelfs zó stil, dat ik er eerst niet van kon slapen. Zo helemaal níets, níets horen, dat ben je als stadsmens gewoon niet gewend!

Dag 11: Maandag 14 juni 1999
Van Rouge Gazon naar Ballon d’Alsace – 3 uur en 3 kwartier

Tóch was er iets niet goed gegaan met het inpakken van de rugzak. De wekker ontbrak. Ik wist zeker dat ik hem in Thann nog in mijn handen had gehad. Had ik hem dan toch in het voorvak van de tas in plaats van in het bovenvak van de rugzak gedaan? Het moest wel, want hij was nergens te vinden, ook niet in een van de andere voor-, boven-, onder-, of zijvakken. Lastig, maar vanochtend ging het in elk geval goed. We waren op tijd wakker.
Wat wel goed was gegaan, was de boenbeurt op de broek van Wim. Het had heel wat spierballenvet gekost, maar vrijwel alles was eruit gegaan.

Boven meertje op weg naar Ballon d’Alsace

De lucht was volkomen bedekt. Hopelijk zou het daar bij blijven, maar voor de zekerheid gingen toch maar de jassen aan en de paraplu’s in de aanslag. We waren nog maar nét terug op de route, of de eerste druppels vielen al. De wolken hingen gelukkig wel hoog, dus je kon het mooie dal met het prachtige meertje en de bergen aan de overkant nog heel goed zien. Als dat zo zou blijven, dan moesten we die nattigheid maar voor lief nemen. We hadden het hier in de Vogezen tenslotte wel erger meegemaakt.

Maar … het bleef niet zo. Al na een uurtje kwam het wolkendek naar beneden en zag je niets meer van de omgeving. Ontzettend jammer. Die schoolklas bij Giromagny bleek achteraf een geluk bij een ongeluk te zijn. We hoefden daardoor vandaag niet ver en hadden kans om morgen, of misschien zelfs vanmiddag, alsnog een stukje uitzicht van de Ballon mee te pikken. De hotelbaas van Rouge Gazon had ons immers verzekerd, dat het aan het eind van de middag, maar in elk geval morgen, prachtig weer zou worden.

Twee jaar geleden de Hohneck in een hagel- en stormbui en de Grand Ballon in stromende regen en mist, nu de Ballon d’Alsace midden in een plenswolk. Zo hebben we de 3 hoogste toppen van de Vogezen gedaan. Of de duvel ermee speelt!
Boven op de top, 1274 meter, zag je geen hand voor ogen. Iets lager, op de autoweg evenmin. Het hotel moest vlakbij zijn, maar aan welke kant? Niet te zien. Volgens het VVV-foldertje moest het rechts zjin en toen er éven een vlaagje wind met een doorkijkje was, zagen we daar inderdaad een gebouw. Er op af en jahoor, in één keer raak. Op de mat trokken we netjes onze blubberschoenen uit. En vervolgens bleek de deur op slot te zitten! Oh nee, het zal toch niet pas over een paar uur open gaan? Maar nee, er brandde licht en er stond een dame achter de bar. Die gebaarde naar een andere deur. Ons hulpeloze gebaar naar onze sokken begreep ze niet of wilde ze niet begrijpen, dus schoenen weer aan en door de juiste deur naar binnen.

Mmmm, daar was het heerlijk warm. We hadden het hele stuk niks gegeten of gedronken, dus we waren wel aan iets toe. Een omeletje zou wel weer smaken, een kop koffie en een glas melk erbij, héérlijk. Daarna op de ruime kamer alle natte troep uithangen en een warme douche. Het was nog vroeg, de rest van de middag brachten we door met lezen en een beetje slapen. De regen hield alsmaar aan. Van opklaringen aan het eind van de middag was geen sprake. We begonnen het een beetje somber in te zien. Die horecalui, die zeggen maar wat, was voor de zoveelste keer onze conclusie. Elke keer trap je er wéér in, omdat je zo graag wilt dat ze gelijk hebben.

Pa na het avondeten werd het droog en maakten we een klein wandelingetje over de col. Veel kon je nog niet zien en het zag er niet bepaald naar uit dat het morgen prachtig zou worden.

Dag 12: Dinsdag 15 juni 1999
Van Ballon d’Alsace naar Evette-Salbert – 5 en een half uur

We waren dan ook stomverbaasd, toen we de volgende ochtend een stralend blauwe lucht zagen! Het wonder was geschied. We popelden om van start te gaan. Toch zijn we niet nog even naar de top van de Ballon teruggeklommen, want de afstand voor vandaag was ook zonder dat al lang genoeg. Vanaf de col hadden we trouwens ook een heel mooi uitzicht over de ballonnen en de dalen.

Net als gisteren was het weer zeer rustig onderweg. Gisteren waren we in de regen nog een paar wandelaars tegengekomen, vandaag helemaal niet. Behalve een vrij grote groep kinderen. Het zou toch niet die schoolklas …??

Afdalen naar Giromagny

Ergens nog hoog in een weitje, misschien een van de laagste hoge uitzichten, want we zouden nu zo’n beetje de Vogezen uit gaan dalen, bij een drinkwaterbak voor het vee, vonden we een uitstekende koffieplek. Na de koffie werd het inderdaad steeds lager, totdat we uiteindelijk in Giromagny (470 meter) terechtkwamen. Daar aten we een “sandwich” op een terrasje.

Daarna lieten we de Vogezen achter ons. Dat was aan het terrein goed te merken. De paden werden landwegen, de wandelbossen meer werkbos. Waar we in de hoge heuvels bang waren dat de paden door de regen slecht begaanbaar zouden zijn geworden, kregen we daar eigenlijk nu pas last van. Die akelige tractoren trekken zulke diepe voren, dat je je af en toe nauwelijks staande kon houden op de glibberige oevers die er overblijven. Maar er waren ook nog heel goede stukken bij, dan ging het weer heel vlot.

Het laatste stukje van de route ging door een mooi gebied met allemaal meertjes. Geen natuurlijke meertjes maar kennelijk een enorm, ontgonnen moerasgebied. Heel bijzonder.

Meertjes aan de voet van de Vogezen

Aan een heel groot meer, als recreatiegebied ontwikkeld, bevond zich ons onderkomen voor vannacht. Geen hotel, geen gîte, maar een “centre d’hébergement”, whatever that may be. Het laat zich het best omschrijven als een soort van jeugdherberg. Het hoorde bij een surf- en zeilschool, maar daar was niet veel activiteit waar te nemen. Het gebouw was heel nieuw en zag er keurig uit. Simpele kamers: zeil op de grond, twee ijzeren bedden, een kast en een wastafel. Meer heb je niet nodig.

Op ons balkon in Evette-Salbert/Bas Evette

Het balkon was pure luxe en de douche op de gang is, als je de eerste bent, ook geen probleem. Alleen, waar waren de handdoeken en het zeepje? Daar was niet op gerekend. Zeep hadden we nog wel bij ons, maar … wat is handdoek ook alweer in het Frans? Wim nam de taak op zich om “iets” te  gaan regelen en kwam inderdaad met een paar enorme badlakens terug. Ook weer opgelost.

Het was doodstil in het gebouw. Zouden we de enigen zijn? Nee, helaas, de beheerder wist te vertellen dat er een groepje Roemenen in het dortoir zou slapen en dat de overige kamers bezet waren door een club van Duitse judoka’s die wedstrijden in Belfort speelden. In de eetzaal waren we echter helemaal alleen. Er werd speciaal voor ons gekookt. Nouja, aan de charcuterie viel niet veel te koken en de aardappelpuree was uit een pakje. Maar het stuk vlees – kipfilet? – was heerlijk gebraden. Kaas en ijs toe maakten de maaltijd toch weer compleet. En dat alles, inclusief ontbijt en slapen voor ƒ 55 per persoon!

Na het eten maakten we nog even een wandelingetje. Even kijken op het station van Evette-Salbert. We hadden al heel wat treinen langs horen komen, maar niet één had aanstalten gemaakt om te stoppen. Het stationnetje zag er werkelijk níet uit! Een bord met aankomst- en vertrektijden konden we eerst ook niet vinden (bleek er later toch te zijn: 3 treinen in beide richtingen per dag). Het kantoortje zag er echter niet onbewoond uit. Toen ik wat om het gebouwtje heen scharrelde en naar binnen gluurde, stak er zelfs een knaap zijn hoofd uit een raam en vroeg of hij me kon helpen. In eerste instantie zei ik “nee”, maar toen bedacht ik dat het wel handig was, als hij kon bevestigen of de tijden voor de trein van Montbéliard terug naar Thann, die ik uit een oude dienstregeling had overgeschreven, nog steeds klopten. Dus ik vroeg hem hoe laat enzovoorts. Helaas … mevrouw, hoe kunt u dát nou vragen. Ik werk wel bij de spoorwegen, althans, ik zit hier de hele dag op een stationnetje waar zes keer per dag een trein stopt, maar hoe laat de treinen gaan … ik zou u wel willen helpen, maar er is een week of drie geleden een nieuwe dienstregeling ingegaan en tja, die boekjes heb ik nog niet, dus het spijt me verschrikkelijk … anders nog iets van uw dienst? Nee meneer, welterusten!

Hoe zou onze nachtrust er dit keer van af komen? Terug bij het Centre wemelde het van de jongelui. Oei, als dat maar goed ging. We wierpen wat strenge blikken in hun richting. Of dat geholpen heeft weten we niet, maar het werd wonderlijk snel rustig. Wel duurde het een hele tijd voordat het geknal met de deuren ophield (gewoon een deur rustig achter je dicht laten gaan, daar had niemand ooit van gehoord, laat die dranger flink zijn werk doen: dójng). Maar geen geblèr en geen gerèn over de gang. Dus al met al goed geslapen.

Dag 13: Woensdag 16 juni 1999
Van Evette-Salbert naar Nommay/Montbéliard – 6 en een half uur

Vandaag al de laatste dag van het GR5 traject. Door het veranderen van ons routeschema was de afstand voor vandaag wel erg lang geworden. En eigenlijk zodanig, dat we de trein vanuit Montbéliard, die ons op een fatsoenlijk tijdstip in Thann terug zou brengen – er van uitgaande dat de tijden van 1998 nog wel zouden kloppen –  niet zouden kunnen halen. We hadden daarom besloten om tot Nommay te lopen. Dat lag naar schatting een uurtje van het station van Montbéliard af. De “officiële” route – inclusief aanloopstuk_  was echter een stuk langer, om het stadsverkeer te ontlopen. Rechtdoor lopen vanaf Nommay zou op zich wel haalbaar zijn, maar over buitengewoon ongezellige wegen voeren. Kortom: dat laatste uurtje geloven we wel, we zouden tot Nommay gaan. Dat was immers ook al een hele tippel: 6,5 uur ofwel zo’n 26 kilometer.

We moesten nog één flinke heuvel over, langs het fort van Salbert. Daarna ging het wel steeds op en neer, maar nooit al te zwaar. Het weer was nog steeds uitstekend. De kwaliteit van de wandelpaden sterk wisselend. Dat was af en toe wel vloeken, vooral in de bossen.

De heuvels hadden we achter ons gelaten

De voor de koffiepauze geplande bar in Chalonvillar was ter ziele, maar gelukkig was er nog één winkeltje. Koude blikjes orangina en een rol kaakjes gekocht. De winkelier vond het maar onzin dat ik vroeg of er nog een café in het dorp was om iets te drinken. Bij hem was het veel goedkoper, toch?

Buiten dronken we de blikjes gelijk leeg en namen er ook wat kaakjes bij. Lekker waren die. Laten we nog maar zo’n pakje kopen, dan hebben we gelijk wat voor tussen de middag. “Heb je ze allemaal al op?” was de te verwachten vraag van de winkelier. Hoe leg je dat nou weer uit in het Frans? Nou ja, laat maar ook, gaat ‘m niks aan tenslotte.

Het laatste stukje met heel in de verte: de Jura

Aan het begin van de dag hadden we nog teruggekeken op de Vogezen,die inmiddels al een flink stuk achter ons lagen. Op het laatste stuk wachtten ons prachtige vergezichten op de Jura, die je in de verte zag opdoemen. Daar hadden we onze voetstappen al gelegd!

We liepen in een stevig tempo. Voor zelfgezette koffie namen we dit keer geen tijd. Dat is het nadeel als je ergens op een bepaald tijdstip moet aankomen. Maar uiteindelijk waren we natuurlijk ruim op tijd in Nommay. Er bleek zelfs een bus te gaan van Nommay naar Montbéliard, maar eigenlijk hadden we niet zo’n zin om op die bus te wachten. Als we toch tijd over hadden, brachten we die liever op ons eindpunt door en tenslotte hadden we ons er al op ingesteld om een taxi te nemen. Die regelden we in het stadhuis. Hij kwam al snel en bracht ons in een kwartiertje op het station.

Aan het loket kostte het nog aardig wat moeite om duidelijk te maken waar we heen wilden. Ik had al drie keer Thann gezegd, maar de beambte bleef me wazig aankijken. Op een gegeven moment dacht hij het te begrijpen en herhaalde iets wat inderdaad op Thann leek. Ik knikte aarzelend “ja” en voor de zekerheid schreef hij het op een briefje, waarna ik verschrikt “non non” uitriep. Thaon was zeker niet de bedoeling. De hemel mag weten waar dat ergens ligt. Ik trok het briefje naar me toe en schreef op wat het wel moest zijn. “Oh , Thááán” reageerde de beambte. Tja, dat zéí ik toch! Nu was het snel geregeld. We hadden zelfs een trein van een half uur eerder dan die waar we op hadden gelopen. Eén die rechtstreeks naar Mulhouse ging en een goede aansluiting gaf op de stopper naar Thann. Zodoende kwamen we daar al om een uur of zes aan en hadden we royaal de tijd om ons in de prachtige badkamer, badzaal beter gezegd, uitvoerig te badderen en het wasje te doen.

Het eten van vanavond is ook het vermelden even waard. De eerste avond hier was het een beetje tegengevallen, maar het menu van deze keer was werkelijk grote klasse. Koffie toe in de salon en daarna naar bed. We moesten het nog steeds zonder wekker stellen, want het ding was niet meer boven water gekomen. En in Hotel du Parc hadden ze niks gevonden. Erg jammer. Thuis dan maar een nieuwe kopen.

Lees verder: GR5 door de Jura