Juni-Juli 2004
12 dagen langs de GR5 door de Savoie
van Les Contamines-Les Hameaux du Lay naar Modane- 180 kilometer
Dag 0: Zondag 20 juni 2004
met de auto naar Bourg -Saint-Maurice
We waren gisteren alvast richting Maastricht gereden, waar we overnachtten in een Van der Valk hotel. Daar hadden we om 7 uur ontbijt en we vertrokken om kwart voor 8. We hadden een flinke rit voor de boeg. De autobaan door de Ardennen gaf weer wat oponthoud, maar gelukkig was het zondagochtend en viel het al met al wel mee. Daarna Luxembourg, Nancy, Dijon, Bourg-en-Bresse en dan oostwaarts richting Annecy. Het meer ligt mooi, maar de omgeving is wel erg toegetakeld. Uiteindelijk draaiden we het dal in naar Bourg-Saint-Maurice en bereikten we Landry, waar onze voettocht dit keer begon. Het traject van Le Lay tot aan Landry sloegen we even over, dat hadden we aan het eind van onze tocht gepland, omdat een hut waar we moesten overnachten nu nog niet open was.
Bij Landry gingen we rechts omhoog, een voor auto’s doodlopend zijdal in. Zo’n 400 meter boven Landry zouden we starten in Le Moulin en daar zou ook een hotelletje zijn. Niets duidde daar echter op, dus gingen we verder omhoog tegen de flank van de berg, waar het wintersportdorp Plan Pessey ligt. Daar waren wél diverse hotels en nog meer appartementsgebouwen. Alles echter potdicht. Ook de hotels die volgens onze gids vanaf 15 juni open moesten zijn. Dan maar weer naar beneden en toch in Landry slapen. Het hotel in Landry leek weliswaar niet zo potdicht als de rest, maar was op zondagavond in elk geval gesloten. Dat ging lekker zo! Gelukkig vonden we 6 kilometer verderop aan de rand van Bourg-Saint-Maurice een uitstekend hotel dat open was. Je kon er weliswaar niet eten, maar daarvoor konden we terecht in de enige fatsoenlijke, geopende gelegenheid in de hoofdstraat. Lekker fondue savoyarde.
Dag 1: Maandag 21 juni 2004
Le Moulin – Col du Palet – 5,5 uur
1286 meter ⇑ – 0 meter ⇓
We konden pas om 8 uur ontbijten en al met al was het tegen half 10 dat we vlak vóór Le Moulin, in Pessey-Nancroix, een plekje voor de auto vonden. Tweehonderd meter langs de autoweg en daarna een klein stukje dalen naar de beek. Daar pakten we het wit-rode teken op. Daar begon de klim. We moesten 1388 omhoog, naar de Col du Palet, zo’n beetje de zwaarste klim van de hele route! Tot het eind van de autoweg volgden we het pad langs de beek. Achter de parkeerplaats begon het Parc National de Rossuel, maar eerst koffie op het terras van de gelijknamige hut.
Het was prachtig weer. Veel zon, niet al te heet. Door het bos ging het verder omhoog. Al vrij snel stuitten we op de eerste passage difficile. Een sneeuwveldje dat je met een onmogelijk grote stap moest betreden. Nadat we dat hadden overleefd klommen we verder, tot boven de boomgrens en nog véél hoger. De zuurstofvoorziening begon een probleem te worden, vooral toen we in de sneeuw kwamen. Allemachtig, dat was zwaar. Normaal lukt het me om, door het tempo aan te passen steeds dóór te lopen. Nu moest ik steeds vaker stil blijven staan om bij te pompen. Wim ging beter, maar had toch ook de nodige moeite met het stijgen door de sneeuw. En na élk richeltje lag een eindje hogerop weer een nieuw richeltje. Waar bleef die verdomde hut in hemelsnaam?
Pas op het allerlaatst zagen we een schoorsteen met een rookpluim boven een randje uitsteken. De Refuge du Palet. Hij lag nog helemaal ingesneeuwd. Met een enorme sprong kwam je vanaf de sneeuwmuur op het rondom de hut vrijgemaakte pad. Gauw naar binnen. De kachel brandde er, maar wij zaten boven onze warme chocola te klappertanden, van kou en vermoeidheid.
Uit het raam zagen we steil door de sneeuw het spoor naar de Col du Palet omhoog gaan. Ruim honderd meter hoger. Daar moesten we nog overheen en daarna 1,5 uur dalen naar Tignes-le-Lac, waar het hotelletje dat we hadden gereserveerd op ons wachtte. Kamer met lekker warm bad en toilet. Maar zagen we die Col nog zitten? Nee dus, dat zagen we niet zitten. Gelukkig waren we maar met 5 mensen, terwijl de hut plaats voor 48 bood. In een hoekje van het 18-persoons dortoir had je zo toch nog een beetje je eigen domein. De toilet was een stap-staander, buiten. De douche deed het niet, maar aangezien er geen warm water was, was douchen toch geen aantrekkelijke optie. Poedelen aan de wastafel bleek ook niet eenvoudig, want de washand was foetsie en daar hadden we er zoals gebruikelijk maar één van bij ons.
’s Avonds geen voetbal (het EK was bezig) en met de kippen op stok. Volgens de gardien zou het morgen mooi weer zijn met pas aan het eind van de middag zwaardere bewolking en enige regen. Vóór die tijd zouden we Val d’Isere al lang bereikt hebben, want voor morgen stond een aanzienlijk minder zware tocht op het programma.
Dag 2: Dinsdag 22 juni 2004
Refuge du Palet – Val d’Isere – 3 uur 45 min
261 meter ⇑ – 1002 meter ⇓
Niks mooi weer de volgende ochtend. Een zware grijze lucht, nauwelijks uitzicht en dikke sneeuwvlokken. Oeps, dat viel even tegen. Het meisje dat alleen aan het touren was, zag het niet zitten en bleef in de hut. De andere twee, een jong stel, vertrokken terwijl wij ons in onze monnikspijen hulden. Toen we buiten kwamen, waren ze al bijna boven en ook wij gingen als een speer omhoog. Viel best mee, nu we weer fris waren.Desolaat landschap op weg naar Col du Palet
Het was wel heel bijzonder in dit desolate, winterse landschap. Onder ons de verlaten hut en verder omhoog langs de bergwand twee eenzame stipjes die in de sneeuw verdwenen. Wij gingen die kant niet uit, maar de col over waarachter de sneeuwwoestijn zich verder doorzette.
Maar na verloop van tijd veranderde het witte spoor in rotspaadjes en de sneeuwvlokken in regendruppels. Zo bereikten we Tignes-le-Lac. Weer zo’n vreselijk uit de grond gestampt wintersportoord. Uitgestorven. Alleen aan de kop van het meer was één bar open. En voor ons was één genoeg natuurlijk. Koffie met onze eigen stroopwafels erbij.
Het begon steeds zachter te regenen en toen we vertrokken, werden zelfs de eerste blauwe plekken zichtbaar. Er moest nu weer een stukje geklommen worden, 160 meter. Dat ging al stukken beter dan gisteren. Daarna omlaag naar Val d’Isere. Hier waren 33 (!) hotels, dus we hadden niks gereserveerd. Maar ook hier … alles dicht, ook weer die adressen die vanaf 15 juni open zouden zijn. Alsmaar verder de hoofdstraat door, zonk ons de moed in de schoenen. Bijna aan het eind, iets van de hoofdstraat af, herkende we de M van Mercure … en daar brandde licht. De dame aan de receptie bevestigde dat dit inderdaad het enige geopende hotel in Val d’Isere was. En er was nog een kamer vrij. Prachtige ruime kamer met bad en balkon, waar we na een opfrisbeurt en het eerste wasje heerlijk in de middagzon hebben zitten lezen. Toen om half vier de winkels opengingen, gingen we op zoek naar een washand. En zowaar, de supermarkt had ze in allerlei kleuren. De duurste washand ooit gekocht (4 euro!), maar we waren ermee geholpen.
Dag 3: Woensdag 23 juni 2004
Val d’Isere- Bonneval – 6,5 uur
955 meter ⇑ – 964 meter ⇓
De wekker stond op 7 uur, maar om 6 uur werd ik wakker van het kraken van de balkondeur en direct daarop hoorde ik een geluid dat me allerminst beviel. Een regengeraas van jewelste. Wim stond op het balkon de hemel te bestuderen en zag weinig hoop. We zetten de wekker uit en draaiden ons nog een keer om. Straks zouden we wel weer verder zien.
Straks was 8 uur. Eerst maar even ontbijten. Volgens de man aan de balie zou het morgen ook nog regenen en daarna beter worden. Eén dagje wachten had dus geen zin en twee dagen wachten was ondoenlijk. Er was hier immers helemaal niks, maar dan ook niks te beleven. Dus de regen maar trotseren. Juist toen we klaarstonden met de capes aan, begon het weer te storten, nadat het tijdens het ontbijt aldoor droog was geweest. In de hal van het hotel wachtten we, samen met een hele horde wielrenners die hier ook overnacht hadden en kennelijk grootse plannen hadden.
Tegen half tien waagden we het erop. Een beetje aan de late kant, gezien het programma. We moesten de Col de l’Iseran over, met 2770 meter het hoogste punt van de route en zelfs van de hele GR5. Bijna 1000 meter hoger dan Val d’Isere. Nog tijdens de aanloop naar de klim zagen we dat het peloton ook gestart was. Die zouden wel eerder boven zijn!
Na wat moeite met het vinden van het juiste pad, verliep de beklimming prima. De regen was wel hinderlijk natuurlijk, maar doordat het vrij koud was, ging je niet al te veel dampen onder al dat plastic. Het pad was ook nog niet doorweekt en ging in een uitstekende regelmaat omhoog. De pompen werkten weer naar behoren.Col de L’Isoran, hoogste punt van de GR5 – 2770 meter
Zonder veel rust trokken we in één keer door naar de Col. Helaas was het uitzicht allerbelabberdst, maar in elk geval was er een kroeg boven. Koffie en belachelijk dure hutte-soep genuttigd en daarna naar beneden. In Bonneval hadden we een hotel gereserveerd.
Achter de kroeg dook het pad omlaag. Het zag er vervaarlijk uit nu alles toch wel behoorlijk nat begon te worden. Niet echt leuk met die zware rugzakken en stijve benen. Gelukkig was er een alternatief: de autoweg. Die werd niet druk bereden, dus dat was te doen. Het betekende wel gigantisch veel kilometers in enorme lussen langs de bergwand, want ook verderop, waar we het pad weer op hadden willen pakken, vonden we de steilte in combinatie met de kwaliteit van het pad, niet je-dat.Sneeuwbrug langs de Col de L’Isoran
Uiteindelijk stonden we voor de laatste lus van pak-m-beet 5 kilometer asfalt, vlak boven Bonneval-sur-Arc. Nouja, het dorp lag zo’n 400 meter onder ons. Hier ging een mooi pad linea recta omlaag en dat zag er goed uit. We verlieten de autoweg, maar na zo’n 80 meter afgedaald te zijn, verdween het mooie pad achter een hutje en dook als kriebelpaadje langs de steile helling de diepte in. Dus 80 meter terug omhoog en toch maar verder over het asfalt. Tot we er écht een sik van kregen en dolblij waren, dat we tegen 6 uur eindelijk het dorpje bereikten.
Nu geen uit de grond gestampt oord, maar een heel aardig, authentiek bergdorp. Het meest oorspronkelijke van het hele dal. Het hotel was prima, al was het jammer dat het restaurant vandaag gesloten was. De pizzeria was slechts 5 minuten lopen, maar het regende nog steeds. De eigenaar was zo vriendelijk om ons even te brengen en gaf een paraplu mee voor de terugweg. En zowaar, die hadden we niet nodig!
We hadden geen televisie op de kamer en dat was pech, want vanavond speelde Nederland haar tweede wedstrijd. In plaats van voetbal kijken, hebben we ons nuttig gemaakt door elkaars ongelooflijk pijnlijke voeten te masseren. Dat gaf de nodige hilariteit, maar we hadden gelukkig geen buren.
Dag 4: Donderdag 24 juni 2004
Bonneval – Bessans – 2 uur 15 minuten
10 meter ⇑ – 63 meter ⇓
Bonneval ligt eigenlijk helemaal niet aan de GR5. Dus officieel moesten we weer zo’n 360 meter stijgen om terug op de route te komen, om vervolgens nog eens 300 meter hoger langs de bergwand verder te wandelen en aan het eind van de dag af te dalen naar Bessans. Maar we hadden al lang gezien, dat er door het dal een alternatieve route loopt, de GR5E, die langs het riviertje de Arc rechtstreeks naar Bessans gaat. In ruim 2 in plaats van 4,5 uur. Thuis het boekje bestuderend lijkt zo’n alternatieve route kinderachtig, maar na de aanslag op onze spieren van de afgelopen dagen, vonden we dat we een relatieve rustdag wel hadden verdiend.
Er werd dus geen wekker gezet en we vertrokken rond 10 uur bij een prachtige zonnige hemel, op ons dooie akkertje nog wat rondkijkend in dit aardige plaatsje. Daarna volgde een heel mooie wandeling langs de Arc.
Werkelijk een ware bloemenzee. Ergens langs de route, waar je vlak langs een rechte rotswand loopt, stuitten we op een informatiebord. Daarop was aangegeven, dat op dát stuk muur prehistorische wandschilderingen te zien zouden zijn. Er was nergens een rotsingang, dus het moest dan wel gewoon op die buitenmuur te vinden zijn. Met héél veel fantasie vonden we uiteindelijk iets wat op roodbruine vegen leek en waar je héél in de verte misschien een dier in kon herkennen. Te weinig geloofwaardig voor een foto, maar toch even een leuk “uitstapje”.
Halverwege de tocht kwamen we in Villaron. Van de aangekondigde horeca was niets te bekennen en daarom streken we neer op een muurtje bij de kerk, voor een blikje en de inmiddels wat kleffe krentenkoeken waar we gisteren in al die nattigheid niet aan toe gekomen waren. We kregen al gauw gezelschap van een poes, die zich in allerlei bochten om ons heen wringend en fanatiek kopjes gevend een hap van onze koeken probeerde te bemachtigen. Toen de kans daarop verkeken was en ik me languit op het muurtje had neergevleid, koos ze mijn buik om ook lekker van het zonnetje te genieten.
Maar we waren er nog niet. Het ging nog een tijdje stroomafwaarts, totdat we uiteindelijk bij Bessans de Arc overstaken. We stonden gelijk midden op het centrale pleintje van dit dorp, met rechts van ons een aardig hotel. Even het boekje raadplegen en jawel, dit was het adres dat we gereserveerd hadden.
De kamer was vrij klein, maar had alles wat je nodig had: bed balkon en ook weer een tv. Tussen de middag aten we een lekkere omelet op het terras, maar het avondeten was zeer matig en zou in de hotel ranglijst op de laagste plaats eindigen.
Dag 5: Vrijdag 25 juni 2004
Bessans – Lanslebourg – 6 uur
650 meter ⇑ – 905 meter ⇓
De GR5E blijft na Bessans in het dal en loopt in 2 dagen rechtstreeks naar Modane. De hoofdroute doet er 5 dagen over en gaat “bovenlangs” via het Nationaal Parc “La Vanoise”. En aangezien het er niet om ging zo snel mogelijk in Modane te komen, moesten we vandaag natuurlijk weer omhoog.
Het was weer mooi weer, warm maar gelukkig niet té. Na nog een paar kilometer langs het “ouwe-van-dage-pad” van gisteren, ging het in één ruk omhoog tot zo’n 2300 meter. Van daar af bleven we licht stijgen en dalen langs de flank, met steeds een prachtig uitzicht op het hoofddal onder ons, en het hooggebergte om ons heen.
Dat ging zo door tot aan de onbemande Refuge du Cuchet, waar we recht boven het plaatsje Lanslebourg stonden. De wandeling bleef boven. Je moest dan in deze hut overnachten, of nog een paar uur doorlopen tot de volgende hut. Wij kozen voor een 3e variant, 660 meter afdalen naar Lanslebourg, om nog één keer een hotelletje te pakken vóórdat we het Nationaal Park indoken en tot maar liefst 3 hutovernachtingen achter elkaar waren veroordeeld.
Voordat we aan de afdaling begonnen namen we lunchpauze op een bankje voor de hut. Wim had al snel een vos in het vizier. Die stond op een behoorlijke afstand, maar had ons heel scherp in de gaten. Al gauw bleek waarom het beest zo waakzaam was. Er liepen een stuk of 3 jonge vosjes om haar heen te huppelen. Met de verrekijker konden we ze leuk observeren.
De afdaling naar Lanslebourg was lang, zeer rotsachtig, maar in tegenstelling tot die naar Bonneval volstrekt ongevaarlijk. We waren behoorlijk moe toen we in de hoofdstraat aankwamen. Er was keus genoeg aan hotels en hier, in een normaal plaatsje geen flauwekul met fermé, fermé. Het eerste behoorlijk uitziende, Logis de France hotel doken we naar binnen. De kamers bleken van binnen wat ouder dan we verwachtten, maar verder was het er prima. Vooral het eten was een voltreffer.
Dag 6: Zaterdag 26 juni 2004
Lanslebourg – Plan du Lac – 6,5 uur
500 meter ⇑ – 50 meter ⇓
Via een ander pad dan de afdaling van gisteren gingen we weer omhoog en kwamen een paar kilometer voorbij de Refuge du Cuchet weer op de route. Daarna ging het verder omhoog en dat was een zware klim. Nogal onregelmatige keien en het begon nu ook behoorlijk warm te worden. We moesten bij wat hutjes uitkomen die ontzettend lang op zich lieten wachten. Maar uiteindelijk kom je er altijd. Gewoon een kwestie van blijven ademen.
Bij de hutjes hielden we rustpauze en konden we over het zijdal heenkijken naar de berghelling waar we morgen langs zouden komen. Wim speurde met de verrekijker de overkant af. Het pad was grotendeels goed te traceren. Maar een stukje voorbij de Refuge de l’Arpont, de hut waar we morgen zouden slapen en die je nét niet kon zien, beviel het uitzicht hem niet. De helling werd daar wel erg steil en op dat soort paadjes voelt hij zich met zijn zware rugzak niet zo lekker meer. Maar wat dan? Terug naar Lanslebourg en dan via de GR5E het dal uitlopen? Leek me niet zo aardig. Dat bleek ook niet nodig. We konden morgen een stukje voorbij de Refuge de l’Arpont opnieuw afdalen naar het dal, in Termignon overnachten en vandaar via de 5E in één keer doorlopen naar Modane. Dan misten we wel een stukje van het Nationaal Park, maar op de kaart leek dat niet het mooiste stuk.
Voorlopig moesten we nog een heel eind om bij de Porte de Pont du Lac te komen, een spectaculaire nauwe doorgang door de rotsen naar een bovendalletje waar een meer ligt en waar het eindpunt van deze dag zich bevond. Tot vlak onder de Porte kun je met de auto komen en daar was het dan ook voor het eerst een drukte van jewelste. Tot nu toe waren we nog nauwelijks wandelaars tegengekomen. Terwijl we op een rotssteen zaten uit te rusten, zat Wim te dromen van een hotelletje in het dal. Taxi bellen en de hut de hut laten? We mijmerden hier wat over, maar toen het telefoontje alsmaar geen bereik had, besloten we flink te zijn en klommen de Porte door, op weg naar de Refuge du Plan du Lac.
Het was er zeer rustig en in plaats van slaapzalen, waren er allemaal kamertjes voor 4 personen. Het zag er even naar uit, dat we zo’n kamer voor ons samen zouden krijgen, maar kort daarna kwam er toch een ander stel bij. Verder bood de hut veel meer luxe dan de vorige. Nette toiletten, warme douches en een ruime, bepaald niet krakkemikkige eetzaal, hoewel je aan de houten bankjes en krukjes niet schijnt te kunnen ontkomen. Comfortabele stoelen zullen wel niet sportief genoeg zijn.
Het was ook vandaag weer prachtig weer, maar de wind was wel flink koud hier boven. Desondanks zaten we heerlijk op het terras voor de hut in het zonnetje van het prachtige uitzicht op de rotsreuzen met hun gletsjers te genieten. Je zat hier werkelijk vorstelijk.
Helaas werd de rust na een poosje verstoord door een vrij forse groep, waarvan al snel duidelijk was, dat het geen dagjesmensen betrof. Er kwamen er steeds meer en ze legden onmiddellijk, zoals groepen plachten te doen, beslag op het hele terras en de hut incluis. Tja, het was tenslotte zaterdagavond, prachtig weer en inmiddels een week later dan toen we begonnen in de Refuge du Palet. Na een poosje leg je je erbij neer en is het ook wel lachen om dat groepsgedoe. Vooral toen ze massaal elkaars schouders begonnen te masseren.
Na het eten wandelden we een klein eindje rond de hut. Bibberend want het was nu wel erg koud geworden. Teruggekeerd gluurden we door de ramen van de kamertjes op de begane grond en wat we al vermoedden, bleek te kloppen. Er waren wel degelijk nog lege kamertjes! We gingen gauw naar de kamer die ons was toegewezen, raapten onze spullen bij elkaar en installeerden ons 2 kamertjes verderop. Ziezo, dat was ook weer geregeld.
Dag 7: Zondag 27 juni 2004
Plan du Lac – Termignon – 6,5 uur
350 meter ⇑ – 1405 meter ⇓
Terwijl we onze schoenen aantrokken was de groep nog fanatiek aan het ochtendgymnastieken. En onder het insmeren, de zon stond alweer hoog aan de hemel, was de groepsfoto aan de beurt. Aan mij was de eer om die te nemen.
We verlieten de hut om precies kwart over 8 en hij verdween al snel uit het zicht toen we aan de afdaling begonnen. We moesten namelijk eerst een beek over om daarna hoger het park in te gaan. Tot mijn verbazing ging ik veel sneller dan Wim en zeer tegen de normale gang van zaken in, moest ik zelfs af en toe op ‘m wachten om de voorsprong niet al te hoog te laten oplopen. Bijna bij de beek aangekomen keek ik opnieuw om en zag het pad leeg achter me. Even wachten maar weer. Maar dit keer duurde het wel erg lang voor ik ‘m aan zag komen. Ik riep en hoorde niks. Dit was niet normaal. Hij zou toch niet gevallen zijn? Dit was niet leuk meer en na nog een paar keer roepen zonder antwoord ging ik terug omhoog. Alsmaar niks te zien. Wat was er in vredesnaam aan de hand? Ik kreeg hartkloppingen van het snelle stijgen en de ongerustheid. Intussen keek ik ook regelmatig het dal in, naar de beek. Er was immers ergens een afsnijpaadje geweest, maar ik kon me niet voorstellen dat Wim dat steile, keiige struikelpad genomen had. Dat doen we nooit.
Helaas, ik had beter moeten weten. Daar stond-ie, beneden bij de brug, wild naar me te zwaaien. Boos natuurlijk, dat ik zo stom was om weer helemaal terug te gaan. Tien minuten later arriveerde ik ook bij de brug en na een klein stukje langs de beek begonnen we aan de klim aan de overkant.
Na het eerste steile stuk kwamen we in een zeer alpien landschap terecht. Werkelijk groots, overweldigend. Hoge reuzen, gletsjers en veel sneeuw, ook op het pad. Ook de bloemen waren prachtig, in alle soorten en maten en natuurlijk heel veel gentiaantjes.
Met een enorme boog gingen we om het dal heen. Op een geven moment draaiden we 90° en stonden we oog in oog met een enorme massa zwarte wolken. Dat zag er minder mooi uit, maar voorlopig bleef het droog en het ergste zwart waaide na verloop van tijd wat uit elkaar. Toch bleef het een hele tijd dreigen en juist toen we even gingen zitten begon het te regenen, zodat we maar een heel korte pauze hadden. Dat was vlak nadat we een ontzettend steil sneeuwveldje waren gepasseerd, het gemeenste van de hele route. Wim heeft nog geprobeerd om boven-over te gaan, maar daar lagen alle stenen los, zodat-ie tenslotte toch weer is afgezakt en het spoor door de sneeuw heeft genomen.
Om kart over 3 bereikten we de Refuge de l’Arpont. Niet zo’n mooie hut als de Plan du Lac, dat was al snel duidelijk. Het was er aardig druk,maar iedereen ging verder, slapers leken er nog niet te zijn. Wat zouden we doen? We hadden al een flinke tocht in de benen en voor de afdaling van ruim 1000 meter stond 2,5 uur in het boekje. Maar het was nog redelijk vroeg, dus we hoefden niet zo heel lang na te denken. Na een blikje orangina en wat uit onze onuitputtelijke koekvoorraad lieten we de hut voor wat-ie was en vervolgden de route.
Na een uurtje over een vrij lastig begaanbaar pad langs de helling – niet gevaarlijk, maar gewoon ontzettend veel keien waardoor je elke stap moest uitmeten – begon de feitelijke afdaling naar Termignon. Heel goed te doen door het bos, maar de hoop dat het pad wat minder rotsachtig zou worden kwam bedrogen uit. Het bleef van de ene steen op de andere en dat is op den duur dodelijk vermoeiend. We deden er dan ook veel langer over dan in het boekje stond en kwamen pas om half 7, helemaal uitgeput in het plaatsje aan. Nu nog een hotel zoeken, we hadden niks gereserveerd.
Het eerste fatsoenlijke ding had op zondag “Ruhetag”. Een welwillende dorpsbewoner wilde ons naar de gîte d’étape sturen en had later een huurhuisje in de aanbieding, waar hij ons wel naar toe zou brengen. Maar wij wilden alleen weten of dat ding aan het einde van de straat een hotel was. Gelukkig bemoeide een andere dorpsbewoner zich ermee en die wist te vertellen dat het inderdaad een hotel was, en wel een heel goed hotel. De eerste man, die kennelijk andere belangen had, keek een beetje beteuterd en droop af.
Het was inderdaad een heel goed adres. Mooi, nieuw gebouw, uitstekende royale kamers. Weliswaar geen bad, wat wel lekker geweest was na alle inspanning, maar een prima douche. We hadden nauwelijks tijd om even te gaan liggen na de douche. We hadden namelijk flinke trek, de voedselvoorziening was nogal karig geweest vandaag.
Dat haalden we ruimschoots in, in het voortreffelijke restaurant. We waren eergisteren al heel enthousiast over het eten in Lanslebourg, maar dit was werkelijk haute-cuisine. En volgens informatie uit de keuken had Nederland gisteren ook nog van Zweden gewonnen, na een briljante wedstrijd. “We” gingen door naar de kwartfinales!
Dag 8: Maandag 28 juni 2004
Termignon – Modane – 6 uur 15 minuten
250 meter ⇑ – 484 meter ⇓
De GR5E zou vlak achter het hotel langslopen, maar wij konden nergens een pad vinden. Alleen een autoweggetje dat de verkeerde kant op ging, een grasweide met hoge pluimen waar zo te zien geen pad doorheen liep en een bouwterrein dat ook al weinig perspectief bood. Ik liep een eindje het lage gras in achter het bouwterrein, want om nu over de hoofdweg te gaan, bij gebrek aan een wandelpad, dat was toch al te dol. En warempel, ineens zien we een fietser dwars door het hoge gras crossen. En precies in de goeie richting. Het bleek een uitstekende, halfverharde weg, die we een hele tijd moesten volgen.
Het was een heel ander landschap nu. Eerst landelijk en door enkele dorpjes, later lange tijd door het bos. Hoewel we het dal uitliepen moesten we af en toe toch weer flink omhoog (en omlaag) en pas halverwege de tocht zagen we, dat de GR5E helemaal niet naar Modane ging, maar in het gehucht La Norma, 340 meter bóven Modane, eindigde. Dat was niet echt de bedoeling, maar wie A zegt…
Waarom de GR5E nou zonodig via La Norma moest, werd ons niet duidelijk, want het was een hucht van helemaal niks. Nouja, er was een bar-restaurant en die was nog open ook.
Na La Norma was het lastig te vinden. Je zag Modane wel liggen, maar hoe kwam je er? Meerdere paden gingen die richting uit. Desondanks waren we vrij snel beneden, waar Modane uit 2 gedeelten bleek te bestaan. De hotels bleken allemaal in het verst gelegen deel, waar ook het station was. Dat kwam mooi uit, want morgen zouden we ons per trein en bus verplaatsen naar het noorden, naar Les Hameaux du Lay, waar we vorig jaar geëindigd waren. Vandaar zouden we de laatste 3 dagen naar de auto “dicht” lopen. Dat traject hadden we tot het einde bewaard, omdat één van de hutten op dat stuk – de Chalet de la Balme – pas vanaf 1 juli geopend was.
Terwijl ik op het station eindeloos op mijn beurt wachtte bij het loket – er was maar een klant vóór me, maar wel een heel ingewikkelde – ging Wim informeren bij het hotel van onze keuze. Toen ik daar later aankwam met een hele stapel computer uitdraaien, had hij echter nog niemand gezien. Na wat “Allo, allo” geroep kwam er eindelijk een dame tevoorschijn en jawel, er was nog plaats, al was het behoorlijk druk.
De kamer was eenvoudig maar netjes. Geen balkon voor de schoenen, wel een brede vensterbank. Maar daar stroomde met woest geraas de inmiddels tot een stevige rivier aangegroeide Arc onderdoor. Nadat Wim de schoenen in de vensterbank had gezet, heb ik ze voor de zekerheid toch maar even met de veters aan de verwarming vastgeknoopt.
Om de beurt bestudeerden we de computer uitdraaien, in combinatie met het overzicht van de bustijden dat we zorgvuldig hadden bewaard van vorig jaar. Er waren verschillende mogelijkheden om per trein naar Saint Gervais te komen, maar de aansluiting op de schaarse bussen was beroerd. Er leek niets anders op te zitten dan de trein van 6.28 uur te nemen. Elke latere trein gaf alleen verbinding met de bus van 10 over 7 ’s avonds en dat vonden we wel erg laat. We gingen daarom terug naar het station om de kaartjes vast te kopen. Daarna namen we even een biertje op het terras van een hotel tegenover het station.
Terwijl ik wat kaarten zat te schrijven, kwamen er 2 Zuid-Amerikaans uitziende mannen met rolkoffers uit het station, regelrecht op het hotel af, waar ze hun intrek namen. Even later kwamen ze met de dame van het hotel weer naar buiten. Zonder echt te luisteren, merkten we dat de hotelmevrouw heel erg haar best deed om de omgeving aan te prijzen. Je kon hier mooi wandelen. En wandelen en wandelen, en ohja, er was ook een expositie maar die was alleen in het weekend open. De mannen leken nogal teleurgesteld. Ik hoorde de mevrouw steeds Modane zeggen, terwijl de mannen het over Modène hadden en ineens ging er bij mij een lichtje branden. Ook bij hen, want opeens kwam de aap uit de mouw: de heren dachten dat ze in het Italiaanse Modena waren aangekomen!!! Ze waren ’s ochtends uit Parijs vertrokken, op weg naar Modena, maar een beambte had op een briefje Modane opgeschreven en toen ze dat briefje in Milaan waar ze moesten overstappen, lieten zien, stuurde een Italiaanse spoorwegbeambte hen weer terug naar Modane. En daar stonden ze nu, midden in de Alpen in plaats van in een grote stad in de Po-vlakte. Ze liepen terug naar het station voor nadere informatie en kwamen even later terug gerend. Er zou 10 minuten later nog een trein naar Milaan gaan, dus ze vlogen naar boven en even later verdwenen ze met hun rolkarretje weer in het station. Het duurde even voordat we bekomen waren van de lach!
Reisdag: Dinsdag 26 juni 2004
Naar Les Hameaux du Lay.
Vertrek 6.15 Aankomst 14.00 uur
Met een lege maag verlieten we om 10 over 6 het hotel. Ontbijten zouden we wel in Aix-les-Bains, waar we keurig op tijd aankwamen en 2 uur overstaptijd hadden. De eerste aanblik van Aix viel niet mee. Armoedige, vervallen troep. We liepen een eindje een brede avenue in, waar wel enkele “vergane-glorie-hotels” waren, maar waar we niet echt iets zagen voor een ontbijtje. Dan maar in de stationsrestauratie proberen. Op onze vraag of er een petit-dejeuner was werd overtuigend geknikt, maar we hadden het kunnen weten. Dat bestond uit een kop koffie, een miniglaasje jus d’orange en één croissant.
Toen dat op was, gingen we nogmaals de avenue in en liepen nu wat verder door. Zo kwamen we toch nog in een soort van centrum en dat zag er heel wat aardiger uit. Gezellige terrassen, winkelstraten, een prachtig casino en een alleraardigst Hotel de Ville. We streken neer op een terras en deden het ontbijt nog een keertje over met een stevige sandwich.
Terug op het station lazen we de aankondiging, dat de trein naar Saint Gervais 25 minuten vertraging had. We hadden 55 minuten overstaptijd voor de bus, dus dat ging lekker zo.
Natuurlijk kwam de trein 35 minuten te laat binnen en onderweg bleef-ie nog eens uitvoerig op diverse stations staan. Ik begon knap zenuwachtig te worden, maar uiteindelijk kwamen we toch nog ruim op tijd op het eindstation. Alleen bleek de winkel waar we vorig jaar een krant hadden gekocht net 10 minuten geleden gesloten te zijn. Toch nog een beetje pech.
Om 2 uur kwamen we in het van vorig jaar bekende hotel Le Chemenaz aan. Alle tijd om nog één keer de T-shirts en sokken te wassen en verder lekker een middagje vrij. Al met al kwam het eigenlijk heel goed uit, dat die éne hut zo laat pas open ging en dat we de routeplanning daar op hadden moeten aanpassen. Zo creëerden we een rustdag tussendoor en kwamen we aan het eind gelijk weer bij de auto uit. Lekker efficiënt.
Wat we ons echter nu pas realiseerden was, dat het, doordat we het eerste deel sneller hadden gelopen dan gepland, nog steeds juni was. En we moesten nú de laatste 2 hutten reserveren, want onderweg werkt de telefoon niet meer.
Reserveren van de Refuge de Croix de Bonhomme was geen probleem, maar ze konden niet zeggen, of de Chalet de la Balme al open was. Nouja, dan waagden we het er maar op. We zouden immers precies op 1 juli aankomen. Toen ik Wim vertelde, dat de Croix de Bonhomme volgens de gardien erg druk zou zijn en hij niet wist of hij een kamertje voor ons had, maar er in elk geval wel plaats was in het dortoir, werden de plannen alsnog veranderd. In een keer naar de Bonhomme was eigenlijk best wel ver, ruim 1300 meter klimmen. En er was onderweg een andere hut, dus we zouden het in 2-en knippen, bekijken of het een dag later ook zo druk was in de Bonhomme en zo nodig/mogelijk dat traject verlengen tot een volgende hut.
Dag 9: Woensdag 30 juni 2004
Les Hameaux du Lay – Chalet de la Balme – 3,5 uur
299 meter ⇑ – 0 meter ⇓
Zo gezegd, zo gedaan. Het was een prachtige wandeling naar de Chalet de la Balme. Onderweg een paar heuse toeristische attracties: het barokke kerkje Notre Dame de la Gorge, een door de natuur gevormde brug over de beek en een spectaculaire waterval in een heuse Schlucht.
We hadden alle tijd om de hoogtepunten uitvoerig te bekijken en kwamen toch al om 2 uur bij de hut aan. Prima onderkomen, een 4-persoons kamertje voor ons samen, gratis warme douches en een verrukkelijk terras met prachtig uitzicht. En het weer was fantastisch, wat een zon!
Pas vanaf een uur of half 5 kwamen er nieuwe slapers binnendruppelen. We keken met argusogen toe of ons kamertje privé zou blijven, maar ze gingen allemaal het dortoir in.
Tegen half 7 kwamen er nog een man met een meisje naar beneden gestrompeld. Helemaal kapot. Later zaten ze bij ons aan tafel en bleken het een vader met zijn circa 15-jarige dochter te zijn, afkomstig uit Israël. Het meisje had nog rode oogjes van de huilbui, want het was pas hun 2e dag en die was ontzettend zwaar geweest met heel veel sneeuw en zonder stokken. Het waren aardige lui met wie we leuk hebben zitten praten. Ze liepen een stuk van de GR5, de andere kant uit, zodat we hen nog de nodige informatie en adressen konden geven voor het vervolg van hun tocht.
Dag 10: Donderdag 1 juli 2004
Chalet de la Balme – Regufe du Plan de la Lai
1022 meter ⇑ – 665 meter ⇓
Het was nu weer uit met de rust, maar na 3 kalme dagen waren we er weer helemaal klaar voor. Op naar de Col de Croix du Bonhomme op 2483 meter. Het was wel bewolkt nu en tijdens de klim trok het nog verder dicht, maar tot op het eerste colletje bleef het droog.
Daar boven gekomen was het werkelijk ongelofelijk guur. De poolwind floot langs je oren! Maar boven op de col was een soort bushokje neergezet en daar kon je heerlijk even schuilen. Het was er wel een beetje dringen, want er waren meer hutslapers naar boven gegaan en het hokje was gauw vol. Muts, jas en handschoenen haalden we tevoorschijn vóórdat we de kou weer ingingen, verder omhoog naar de volgende col. Eenmaal weer wat uit de wind was het gelukkig wat beter te doen en konden jas en handschoenen zelfs weer de rugzak in.
Boven op de Col de Croix du Bonhomme aangekomen, zagen we de Refuge er vlak onder liggen. Een heel grote, wat wel nodig was, want de Tour du Mont Blanc komt hier ook langs. En die wordt ontzettend druk belopen. Wij hadden onze mind eigenlijk al opgemaakt, we zouden verder lopen naar de Refuge du Plan de La Lai. Een kleinere hut die waarschijnlijk veel minder druk zou zijn. Bovendien was het pas kwart voor 12, dus ook nog veel te vroeg om al te stoppen. Maar we legden wel even aan bij de Bonhomme voor een kop koffie en een omelet.
Na de Refuge moesten we een groot stuk over een graat, die aan weerszijden fors steil naar beneden ging. Op de kaart hadden we al gezien dat er eventueel een alternatieve route was, via de Tour du Mont Blanc, maar dat was veel langer. Vanaf de Refuge konden we het pad over de graat goed zien en voor zover we het konden volgen, zag het er heel behoorlijk uit. We zagen ook diverse andere mensen er overheen gaan, dus kozen we de graat.
De bewolking was inmiddels al weer aardig opgeruimd en de tocht over de graat was werkelijk heel erg mooi. Het pad bleef breed genoeg en waar het in de sneeuw verdween, was het ook goed te volgen. Op één buitengewoon lastige passage na. Daar lag plotseling een loeisteile sneeuwkap, die je alleen kon “nemen” door vlak boven de sneeuw in een richeltje tussen sneeuw en bergwand te stappen. Op zich geen probleem, maar de stap van het pad naar die richel was enorm groot. Wim was minutenlang aan het tobben, maar kreeg het niet voor elkaar. Ik zou het dan maar eens proberen. Met een tussenstap in de sneeuw, vervolgens mijn knie in de richel, kon ik me optrekken aan een úitstekend stuk steen. Ziezo, dat was voor mekaar. Nu Wim nog. Hij durfde de tussenstap in de sneeuw niet te nemen, bang dat de sneeuw door zijn gewicht zou gaan schuiven. Uiteindelijk heeft hij zijn rugzak afgedaan en heb ik die naar boven gehesen. Daarna lukte het wel met die tussenstap en stonden we eindelijk samen op het richeltje. Rugzak weer op en verder.
Nu maar hopen dat er niet nog meer van die stukken kwamen! Maar gelukkig, die kwamen er niet, het ging verder van een leien dakje en toen we op de Col de la Sauce de graat verlieten, wisten we dat het verder alleen nog maar rustigjes naar beneden ging.
De Refuge du Plan de la Lai lag aan een autoweg, die naar weer een andere col omhoog ging. Het was er dan ook aardig druk toen we aankwamen, maar we waren de eerste slapers en er was maar één reservering. Ik zocht de beste slaapplaatsen uit in het dortoir voor 14 personen. Als het bij die éne reservering bleef, zou het wel meevallen in deze hut.
En het viel ook mee. De reservering was van een stel, dat pas heel laat binnenkwam en voor die tijd was er slechts één zwaarbepakte wandelaar gearriveerd, die blijkbaar ook de GR5 liep. We dachten dat het een Amerikaan was, maar toen hij naast ons aan tafel plaatsnam voor de wel zeer armetierige avondmaaltijd, bleek het een Hollander te zijn. Hij was al 8,5 week onderweg, inderdaad op de GR5. Was in Maastricht begonnen en hoopte over 3,5 week Nice te bereiken. Verder was hij niet zo erg mededeelzaam, maar het was toch leuk om even wat ervaringen uit te wisselen. We noemden hem Hendrik. Ik weet niet waarom, maar zijn echte naam weten we niet.
Dag 11: Vrijdag 2 juli 2004
Refuge de Plan de la Lai – Landry – 5 uur 45 minuten
755 meter ⇑ – 1792 meter ⇓
Zeven uur ontbijt, want we hadden het snode plan opgevat om nog één keer een routewijziging aan te brengen. Niet in 2 “normale” etappes, vandaag maar de Chalet de la Balme (hut, met dezelfde naam als die van 2 dagen geleden) en morgen naar de auto, maar vandaag in één keer door naar Landry in het hoofddal (hotel) en morgen nog een heel klein stukje naar de auto. En dat betekende voor vandaag weer een zeer lange tocht. Maar Hendrik zou ook in een keer naar Landry dreunen, dus dat konden wij ook.
We vertrokken om kwart voor 8 bij zeer matig weer. Flinke bewolking die laag boven de bergen hing. Het uitzicht was dus nul-komma-nul. Maar er waren hier en daar wat lichtere plekken, dus het zag er niet helemaal hopeloos uit. Na het eerste klimmetje kwamen we al dik in de mist terecht en dat was jammer, want je zou hier een mooi zicht hebben op het Lac du Roselend.
Na die eerste klim hadden we verwacht geleidelijk aan verder omhoog te gaan naar de Col de Bresson op 2469 meter. Maar dat zat er natuurlijk niet in. We moesten eerst weer naar beneden en niet zo’n beetje ook. Weer zo’n vermaledijde beek! Zo kwamen er nog een paar van die beken. Op zich niet erg, maar als je niks ziet, lijkt het allemaal veel verder. Volgens het boekje moesten we na 1 uur langs een chaletje komen, maar na ruim 1,5 uur hadden we nog steeds geen chaletje gezien. Zouden we er al voorbij zijn? Na 2 uur waren we er van overtuigd, dat we het ongemerkt gepasseerd moesten zijn, maar het zou niet voor de eerste keer zijn, dat we daar op rekenden en dat je er dan toch nog tegen aan liep en even flink moest slikken. Dit keer echter niet. Toen de mist eindelijk een beetje openbrak, herkenden we onder ons een groepje huizen, dat volgens de kaart een heel eind voorbij het chaletje was. En we hadden eindelijk een prachtig uitzicht op het meer en konden eventjes zien waar we naar toe moesten. In elk geval naar die huisjes, daar beneden, maar ook de col liet zich even zien. Daarna ging het gordijn weer dicht.
Kort na de huisjes begon de feitelijke beklimming van de col. Nu geen beken meer, maar doelgericht naar boven. In het boekje stond, dat bij veel sneeuw, het pad naar de col moeilijk te vinden zou zijn. En de mist maakte het er natuurlijk niet beter op. Het begin ging nog wel. E was een duidelijk spoor door de sneeuwveldjes en waar de sneeuw ophield, zag je het pad weer verder gaan. Maar na een poosje, hield een sneeuwspoor midden in een weitje met stenen op en het was volstrekt onduidelijk waar het pad gebleven was en welke kant je verder op moest. Geen pad, geen teken te zien. Gelukkig ontdekten we een steenmannetje en die richting zijn we dan ook maar op gegaan in de hoop daar een volgend sneeuwmannetje te zien. En jawel, de mannetjes hielden kennelijk rekening met mist. Ze leidden ons naar een klein paadje door de rotsen en na een tijdje zagen we het rood-witte teken weer. De rest was een eitje, maar wel verschrikkelijk koud. Vooral boven op de col was het zeer onaangenaam. We wisten niet hoe gauw we aan de andere kant weer naar benden moesten duiken.
En nét onder het randje, nog even terugkijkend, dook er een eenzame figuur op uit de mist. Hendrik! We hadden ons al afgevraagd waar hij bleef. Wim had geopperd, dat-ie waarschijnlijk zijn haar moest wassen (Hendrik was zo kaal als een biljartbal), wat mij een lachstuip had bezorgd. Hij liep met blote benen en zonder jas of trui. Bbbrrrr.
Nog een paar meter verder gebeurde het wonder. In één keer een blik over het héle dal! Overal blauwe plekken in de lucht. Schitterend. Het trok daarna wel weer even snel dicht, maar het begin was er en het zou niet lang meer duren eer het boven voldoende opgeruimd was om alsnog een stralende dag te worden. Toen we een uurtje later de Chalet de la Balme bereikten, zaten we in elk geval heerlijk in de zon. De omelet waaide wel van je bord af, maar vooruit. Hendrik was net zo’n beetje uitgelunched toen wij aankwamen, dus we wensten hem een goeie tocht verder, in de veronderstelling dat we hem hierna wel niet meer zouden zien.
Rond kwart voor 2 gingen we ook weer verder. Stom eigenlijk. Op het feit dat deze hut pas op 1 juli open zou gaan, hadden we de hele route-planning gebaseerd. En nu maakten we er –behalve de lunch- helemaal geen gebruik van! We hadden er achteraf overigens geen spijt van, want die reisdag tussendoor was juist een prima afwisseling geweest.
De wandeling vanaf La Balme zou nog erg lang zijn, 3,5 uur volgens het boekje. We raakten nog een keer het spoor kwijt, maar dat pakte uiteindelijk goed uit, waarschijnlijk hadden we de route zelfs ietsje ingekort. We vroegen verschillende malen de weg en iedereen zei dat we de goede kant uitgingen, maar voor ons gevoel klopte er niks van en we gingen bovendien weer eens omhoog, in plaats van omlaag. Pas toen de laatste informant vol stelligheid beweerde, dat we na een poosje rechtsaf moesten langs een huis met het wit-rode teken van de GR, waren we van overtuigd, dat het goed moest komen. En met dat gevoel loopt het toch lekkerder!
Tegen 6 uur bereikten we Bellentre in het hoofddal. Hiervandaan was het nog 3,5 kilometer naar Landry. Ik had het hotel aangekondigd dat we tussen 5 en 6 zouden arriveren en het was vrijdagavond. Vanaf het terrasje in Bellentre hebben we daarom toch maar even gebeld om onze komst te bevestigen. Om kwart voor 7 staken we de hoofdstraat van Landry over, helemaal voldaan dat we het tóch weer hadden volbracht. En wie kwam daar juist aangewandeld? Juist ja, Hendrik. Hij had zijn tentje op de camping opgezet en was onderweg naar de supermarkt. We hebben elkaar opnieuw voor het laatst een goeie tocht gewenst.
Het hotel, dat bij aankomst 2 weken geleden gesloten was geweest, bleek een prima adres. Ook de keuken was in orde en dat was maar goed ook, want we (ik vooral) waren, ondanks de omelet weer compleet uitgehongerd. Aan de andere kant is zo’n 4-gangen menu wel een marteling, want eigenlijk wil je het liefste liggen na zo’n lange tocht. En dat deden we dan ook, zodra het toetje achter de kiezen was.
Dag 12: Zaterdag 3 juli 2004
Landry – de auto in Le Moulin – 1,5 uur
487 meter ⇑ – 0 meter ⇓
We waren eigenlijk van plan om vandaag, nadat we de auto hadden opgehaald, nog een nachtje te blijven in het hotel van de eerste nacht, in Bourg-Saint-Maurice. Maar dat was gebaseerd op de oorspronkelijke planning. Nu lag het meer voor de hand om nog een extra nacht in Landry te blijven. Of vandaag gelijk te verkassen naar het Noorden, want dat stukje naar de auto stelde natuurlijk niks meer voor.
Maar het was zulk stralend weer, we hadden helemaal geen zin om de bergen al te verlaten. Dus we boekten nog een nacht bij en pakten alleen de noodzakelijke spullen in de kleinste rugzak. Vooral de autosleutels niet vergeten!!
Het klimmetje naar Le Moulin stelde inderdaad niet veel meer voor. Een prima bospad en we waren binnen 2 uur boven. De auto stond braaf op ons te wachten. Wel een beetje stoffig geworden! In plaats van gelijk weer naar beneden naar Landry, reden we nog even verder het dal in, naar de Refuge du Porte du Parc du Roussel. Even afscheid nemen van het pad, bij het eerste adresje waar we koffie gedronken hadden. Goh, het leek een eeuwigheid geleden, dat we hier waren. En in die eeuwigheid, hadden we weer een flink stuk afgelegd. Nog 2 boekjes tot Nice!
’s Middags gingen we nog even een kijkje nemen in Bourg-Saint-Maurice. En verrek … wie zat daar op een terrasje achter een groot glas Heineken? Jawel, Hendrik had vandaag een rustdag ingelast. Dit keer was het écht de laatste keer en terwijl wij de volgende dag noordwaarts reden, liep hij verder naar het zuiden, richting Nice.