Augustus-September 1995
12 dagen langs de GR5 door de Jura
van Montbéliard naar Saint-Cergue – 260 kilometer
Dag 0: Zaterdag 26 augustus 1995
Naar Montbéliard
Op het laatste moment hadden we onze plannen veranderd. We hadden de vakantie dit jaar laat in de zomer gepland. Vanaf eind augustus zouden we een traject van de GR4 gaan lopen in Zuid-Frankrijk. Maar het was een erg hete zomer geweest, dus bekroop ons plotseling de angst, dat het daar wel eens erg dor en droog zou kunnen zijn. Wellicht was de GR5 door de Jura een beter idee, gezien de reputatie van “altijd regen” van dat gebied. Zodoende kochten we pas twee dagen voor vertrek het boekje, zocht ik op de vóórlaatste dag uit, hoe we met de trein in Montbéliard konden komen en lazen we de laatste avond het zojuist aangeschafte boekje van A tot Z door. Dat deden we destijds nog, uit angst dat er op een lastig punt een onbegrijpelijke Franse beschrijving in het boekje zou staan. Alle onbekende woorden zochten we dus thuis al op, want voor een woordenboek hadden we natuurlijk geen plaats in de rugzakken.
Met de trein van 8 uur vertrokken we vanaf Rotterdam Centraal Station en 5 uur later stonden we in Parijs. Er was toen nog geen Thalys! Vanaf Gare de l’Est ging de reis verder met nog één overstap in Belfort. Precies om 6 uur stapten we uit in Montbéliard, waar we gelijk oog in oog stonden met een machtige burcht. Nóg mooier was, dat zich aan de voet daarvan een hotel bevond. We hoefden dus niet lang te zoeken, want er was gelukkig nog een kamer vrij.
In de gezellige winkelstraat vonden we een leuk restaurant, waar wij als Hollanders natuurlijk weer als eerste om 7 uur aan tafel zaten. Even weer wennen aan die Franse tijden!
Dag 1: Zondag 27 augustus 1995
Montbéliard – Vandoncourt – 16 km – 3.45 uur
We begonnen vandaag met een vrij kort traject. Eerst een kilometer of 7 de stad uit, niet zo interessant, om vlak voor Fesches-le-Châtel op de officiële route te komen. Vanaf daar werd het traject mooier en was het nog zo’n 9 kilometer tot Vandoncourt.
De tentspullen die we dit keer nog meesjouwden konden in de rugzak blijven, want hier was alleen een gîte d’étape. Alleen … hellup … alle bedden waren gereserveerd, want er zou ’s avonds een groep komen. Dat was geen goed begin! Maar gelukkig, er was ook nog een soort van rommelzolder waar een groot, oud, krakkemikkig bed met een doorgezakte vering en een matras stond. Als we daar genoegen mee zouden nemen, konden we er met onze eigen slaapzak gebruik van maken. Nou, dat moest dan maar. Dat vonden we eigenlijk nog wel prettiger dan met 10 man op een slaapzaal liggen.
We hadden ’s middags het rijk alleen in onze gîte, maar toen we na de pizza in het dorp terugkwamen, was het één en al leven in de brouwerij. De groep was neergestreken en kookte haar eigen potje in de keuken. Het bleek een groep pensionado’s te zijn, die we de rest van de tocht nog regelmatig tegen zouden komen.
’s Nachts gooiden we het matras op de grond, dat is meestal de beste oplossing voor die doorgezakte Franse bedden!
Dag 2: Maandag 28 augustus 1995
Vandoncourt – Saint-Hippolyte – 26 km – 6.45 uur
We waren al vroeg op pad, want vandaag moest er gewerkt worden. 26 km naar Saint-Hippolyte. Het was droog, maar de lucht was tamelijk dreigend.
Toen we na een mooie tocht in de buurt van Saint-Hippolyte kwamen, begon het te regenen. Hier was wél een camping, maar ja, buiten het dorp en de lucht zag er wel érg dreigend uit. Het werd dus een hotelletje en daar waren we toch wel erg blij mee, toen het ’s nachts behoorlijk tekeer ging!
Dag 3: Dinsdag 29 augustus 1995
Saint-Hippolyte – Goumois – 28 km – 7.30 uur
Het was weer droog, maar zwaar bewolkt en bepaald niet warm. Om te lopen, en vooral om te klimmen was dat eigenlijk wel prima zo.
Onderweg kwamen we de groep Fransen tegen van de gîte in Vandoncourt. Dat was op een open plek in het bos, waar ze onder grote hilariteit een op afstand bestuurd speelgoedautootje rond lieten crossen. Het was een tamelijk vreemd schouwspel, dus ze voelden zich geroepen even een verklaring te geven. Eén van de leden van hun groep was die dag jarig en het autootje was een grap annex cadeau om hem onderweg mee te verrassen. We hebben hem uiteraard van harte gefeliciteerd, waarna we onze tocht vervolgden.
Het was een behoorlijk zware tocht, want we hadden besloten om tot Goumois te gaan, waar volgens het boekje een camping moest zijn. De gîte in Fessevillers lieten we dan ook links liggen en we gingen nog 1,5 uur verder naar Goumois. Dat laatste stuk was het voornamelijk dalen, maar in Goumois wachtte ons een tegenvaller. De camping lag buiten de plaats en daarvoor moesten we een heel eind van de route af, in noordelijke richting langs de Doubs. We zaten er al flink doorheen en na zo’n kilometer langs de Doubs gesjouwd te hebben en nog steeds geen spoor van een camping te zien, hadden we er schoon genoeg van. Vlakbij het dorp, aan de overkant van de Doubs aan de Zwitserse kant, hadden we namelijk een heel fraai hotelletje gezien. Waarom hadden we daar verdorie niet aangelegd? Na enig overleg en omdat we ook in de volgende bocht nog steeds niets van een camping zagen, namen we het risico: terug naar Goumois en hopen dat er een kamer vrij was.
De goden waren met ons. Er was nog plaats en we konden er met Franse franken betalen. Heerlijk gegeten en geslapen in een lekker warm bed. De tent was nog altijd niet uitgepakt geweest!
Dag 4: Woensdag 30 augustus 1995
Goumois – La Rasse – 20 km – 5.15 uur
Vandaag liepen we de hele dag langs de Doubs. Soms langs de oever, soms over rotsachtige paadjes bovenlangs. We kozen uiteraard voor het traject over de Echelles de la Mort. Totaal ongevaarlijk, maar een leuke afwisseling, want veel uitzicht heb je niet als je zo langs een rivier loopt.
Aan het eind van de middag bereikten we La Rasse. Dat is niet meer dan één groot gebouw dat met de auto alleen bereikbaar is vanaf de Zwitserse kant, maar er zou volgens ons boekje een hotel-restaurant in moeten zitten. Vanwege het afgelegen karakter, hadden we de avond tevoren het telefoonnummer opgezocht en gebeld. “Nous sommes complet” kregen we te horen. Oké, het bestond dus nog, maar dat het vol zou zitten konden we ons niet goed voorstellen. Nou ja, 15 minuten van de route af, zou er ook een gîte zijn, dus daar konden we eventueel ook nog wel terecht.
Maar eerst zouden we toch dat hotel maar even proberen. Het was in elk geval open. En jawel hoor, ze hadden gewoon nog een kamer vrij. Sterker nog, álle kamers waren vrij. We waren de enigen en ze hadden dus gewoon geen zin gehad om gasten te herbergen. Als je met je zware rugzak aan de balie staat, wordt het kennelijk – gelukkig – een ander verhaal.
Het restaurant was ook open, dus we waren weer helemaal tevreden. De tent moest nog maar even wachten, er was hier trouwens geen camping in de buurt.
Dag 5: Donderdag 31 augustus 1995
La Rasse – Villers-le-Lac – 22 km – 6 uur
Vandaag ging het verder langs de Doubs. De zomer was inmiddels teruggekeerd en het was behoorlijk warm. Desondanks was het ongelooflijk stil langs de route. We kwamen bijna niemand tegen. Behalve dan bij de Saut du Doubs. Een prachtige waterval en dus een enorme trekpleister. We baalden dan ook nogal, dat wij arme, zwoegende wandelaars niet eens een plekje konden vinden op het terras, omdat het vol zat met dagjesmensen, die hun auto 100 meter verderop hadden staan. Nouja, even wachten dan maar en dan komt er natuurlijk wel wat vrij.
Het forelletje met amandelen was overigens helaas geen onverdeeld genoegen. Het barstte van de wespen, dus het was een vrij onrustige lunch. Tja, augustus ….
Op het laatste stuk naar Villers-le-Lac ging Wim onderuit op de keien. Oeps, gelukkig geen lichamelijke schade, maar wel een flinke scheur in zijn nieuwe broek. Een linnen broek, speciaal voor de wandeling aangeschaft omdat-ie lekker licht en dun was. Gelukkig was Villers-le-Lac een wat grotere plaats, dus misschien was daar wel een winkel waar we een nieuwe broek konden kopen!
Jawel, er was in het centrum een sportwinkel en die was nog open ook. Dat kwam mooi uit. Het assortiment in de sportzaak viel wel wat tegen, maar met een simpele trainingsbroek in de juiste maat waren we uiteindelijk toch geholpen. Thuis zouden we dan toch maar eens zo’n echte wandelbroek kopen, maar voorlopig konden we weer even vooruit.
Tot onze vreugde was er vlak naast de sportwinkel een mooi hotel. De campings waren natuurlijk weer buiten de plaats en eigenlijk bevielen die hotelbedjes ons wel. Lekker dicht bij het avondeten ook. Dus we aarzelden niet lang en lieten de tent nog maar weer even voor wat-ie was.
’s Avonds in de eetzaal genoten we dit keer van een ware haute cuisine maaltijd! En we kwamen de groep pensionado’s weer tegen. Zij waren in de gîte neergestreken en we wisselden wat ervaringen met elkaar uit. Altijd gezellig, zo’n praatje met geestverwanten en een goeie oefening voor ons Frans!
Dag 6: Vrijdag 1 september 1995
Villers-le-Lac – Vieux-Chateleu – 16 km – 5 uur
Na Villers-le-Lac verlieten we voorlopig de Doubs. Die zouden we pas over een paar dagen weer tegenkomen, bij de bron in Mouthe.
Het was de bedoeling om vandaag via een variant naar Montbenoît te lopen. 31 kilometer, maar in Montbenoît zouden we dan toch echt de camping opzoeken. Na een kilometer of 10 ging er bij mij echter iets mis in mijn rechterkuit. Die verstijfde ineens helemaal en het deed geweldig pijn om op dat been te staan. Een tijdje zitten hielp niet. Dus maar proberen of ik het er uit kon lopen. Nou dát ging dus helemaal niet! Wim ging op zoek naar een stok en kwam even later met een mooi, stevig en recht exemplaar terug. Met die stok kon ik mijn been enigszins ontlasten en al strompelend gingen we verder. Nog 20 kilometer naar Montbenoît, dat ging echter echt niet lukken. We raadpleegden het boekje en vonden als dichtstbijzijnde mogelijkheid de ferme-auberge bij Vieux-Chateleu, 5 kilometer verderop langs de hoofdroute. Met behulp van de stok en in een oude-van-dagen-tempo bereikten we uiteindelijk de ferme-auberge.
Meer ferme dan auberge, maar er was plaats en er hing een reuze gezellige, berghutachtige sfeer. En warempel, onze pensionado’s hadden hier ook onderdak gevonden, dus we konden weer even bijpraten.
Hoe het morgen verder moest, daar hadden we geen idee van, dat zouden we morgen dan wel weer zien.
Dag 7: Zaterdag 2 september 1995
Vieux-Chateleu – La Cluse-et-Mijoux – 29 km – 7.30 uur
Met paracetamol kon ik de ergste pijn gelukkig wat onderdrukken en met de stok lukte het om de volgende dag weer op pad te gaan. We moesten in elk geval Pontarlier zien te bereiken, de dichtstbijzijnde stad waar openbaar vervoer te vinden zou zijn.
Wonder boven wonder trok de pijn echter even spontaan weer weg als dat-ie gekomen was en na een paar kilometer wilde ik de stok eigenlijk wel weer weggooien. Dat vond Wim geen goed idee. Hij stak de stok in zijn rugzak, want je kon nooit weten …. We hebben hem echter niet meer nodig gehad en waar die wonderbaarlijk pijn ineens vandaan gekomen (en gebleven) was, zullen we ook wel nooit te weten komen!
Zo lukte het om zonder verdere problemen La Cluse-et-Mijoux te bereiken, aan de voet van een enorm, indrukwekkend fort, gelegen op een hoge rots met een prachtig uitzicht!
De plaats La Cluse ligt aan de samenkomst van enkele heel drukke wegen en is verder niks bijzonders. Maar pal aan de route lag een hotel en aangezien hier geen campings waren, hoefden we daar niet lang over na te denken. Dit keer liet het geluk ons echter in de steek. Het hotel was vol! Toevallig kwam nét een van onze franse vrienden langs de receptie gelopen. Zij hadden meer geluk gehad! Hij vroeg bezorgd hoe het met mijn been ging, maar ik kon hem geruststellen, ik was het alweer bijna vergeten. Bij wijze van spreken dan.
De receptionist verzekerde ons, dat er 1 kilometer verderop langs de N57 nog een hotel was. Er zat niets anders op, dan ons geluk daar te beproeven. Het was inderdaad ongeveer een kilometer en langs een buitengewoon ongezellige, drukke autoweg, maar er was plaats en het had gelukkig ook een restaurant. Het was weer gelukt.
Dag 8: Zondag 3 september 1995
La Cluse-et-Mijoux – Les Hopitaux-neufs/Metabief – 22 km – 6 uur
Terug langs die vervelende N57, maar daarna werd het weer mooi. Het weer was ook nog steeds mooi, althans, tot rond het middaguur. Van bovenaf zagen we het langgerekte Lac de Saint-Point bij Malbuisson nog prachtig in de zon liggen te baden. Maar de wolken pakten zich tijdens de afdaling al aardig samen en toen we Malbuisson bereikten kregen we de eerste fikse bui over ons heen. Daarna klaarde het gelukkig snel op en zag alles er heerlijk fris uit.
Nog 8 kilometer naar Hopiteaux-Neufs. Het bleef zowaar droog, maar we hielden de regenkleding toch maar even aan!
Er was weliswaar een camping in Hopiteaux, maar we vonden het niet echt kampeerweer en er waren diverse hotels in dit wintersportdorp, dus de keus was weer snel gemaakt. Het eerste hotel was echter ’s zomers gesloten. Het tweede hotel was gesloten wegens familie omstandigheden. Het derde hotel aan hetzelfde plein … was vol! Althans, dat zei het tamelijk onvriendelijke heerschap achter de bar. En daarmee hadden we alle hotels in Hopiteaux gehad. We wezen op onze rugzakken en trokken een zielig gezicht, maar hij was onverbiddelijk. Geen plaats. We moesten het maar in Metabief proberen, daar was ook een hotel. Hallo, Metabief, we waren ruim een kilometer geleden langs de afslag naar Metabief gekomen. En dat lag vanaf dat punt nog eens 15 minuten van de route af.
Maar er zat niks anders op, dan weer terug te lopen. In een telefooncel zochten we eerst het adres en telefoonnummer op. Voor de zekerheid. Terwijl we belden om te vragen of er nog kamers vrij waren – dat was godzijdank het geval – barstte het onweer los. Vanwege de storm en vette hagelstenen liepen we langs de autoweg terug, namen de afslag naar Metabief en bereikten in een klein halfuurtje Hotel Etoile des Neiges. Een toepasselijke naam! Daar werden we met open armen ontvangen, niet alleen door de gastvrouw, die ons direct de kelder wees waar we onze schoenen en drijfnatte capes konden drogen, maar ook door onze wandelvrienden. Die waren slimmer geweest en rechtstreeks hiernaar toe gelopen.
Dag 9: Maandag 4 september 1995
Metabief – Mouthe – 23 km – 6.30 uur
We hoefden niet terug naar Hopiteaux, maar konden vanuit Metabief schuin doorsteken om weer op de route te komen. Dat was weer mooi meegenomen. Na de bui had het weer zich enigszins hersteld en gingen we vol goede moed op weg naar Mouthe. Het was weliswaar zwaar bewolkt, maar droog en het landschap werd steeds mooier. We waren inmiddels aardig hoog en passeerden vandaag zelfs de 1400 meter.
Vóór Mouthe stuitten we weer op de Doubs. Hier was de source du Doubs, gelegen in een mooi park. De bronnen in de Jura zijn geen kleine borrelende watertjes die vrijwel onopgemerkt uit de grond komen, maar enorme watervallen die uit een grot in de rots naar beneden storten.
Zo ook de source du Doubs. Een indrukwekkend schouwspel! We besteedden er overigens niet zo veel tijd aan, want het was weer een pittige dag geweest en we moesten nog een eindje verder naar het stadje Mouthe.
We hadden het idee om te kamperen inmiddels achter ons gelaten. Het vooruitzicht van een bed en een douche op de kamer was té aanlokkelijk en zo zochten we ook in Mouthe een hotelletje op.
Dat ging dit keer weer zonder problemen. Alleen het eten was dramatisch slecht, maar goed, je kunt het niet altijd treffen.
Dag 10: Dinsdag 5 september 1995
Mouthe – Chapelle-des-Bois – 20 km – 6 uur
Het ging weer verder door het mooie Juraland. We zaten voortdurend rond de 1000 meter
en de uitzichten waren prachtig. Alles heel groen, ondanks de hete zomer die we achter de rug hadden. Het was vandaag droog, maar wel behoorlijk bewolkt. Lekker, niet te heet om te wandelen.
’s Avonds in het hotel kwamen we onze Franse wandelvrienden weer eens tegen. We liepen aardig gelijk op, maar dit zou de laatste keer zijn dat we in ons beste Frans een praatje met hen maakten.
Dag 11: Woensdag 6 september 1995
Chapelle-des-Bois – Les Rousses – 21 km – 6.15 uur
Vanuit Chapelle-des-Bois klommen we een eindje omhoog vanwaar we een mooie terugblik op het plaatsje hadden. Het weer was net als gisteren. Zo mocht het wat ons betreft blijven.
In Les Rousses hadden we de hotelletjes voor het uitkiezen. Het stadje is veel touristischer dan de dorpen waar we tot nu toe langs gekomen waren. Het deed wel gezellig aan, met al die terrassen. We namen voor de laatste keer een menuutje, op het terras tegenover ons hotel. Er dreigden wel zwarte wolken, maar we hoefden niet met ons bord naar binnen te vluchten. De bui barstte pas later los, toen we al in bed lagen.
Dag 12: Donderdag 7 september 1995
Les Rousses – Saint Cergue – 16 km – 5 uur
Het was droog toen we ’s ochtends vertrokken, maar het had de hele nacht behoorlijk geregend. Nu maar hopen dat we het deze laatste dag droog zouden houden.
Maar de weergoden lieten ons in de steek. We moesten ons al gauw in de plastic capes hullen en het werd steeds grauwer en mistiger. Na een poosje was er niets meer van de uitzichten te bekennen. Dat was vooral jammer, omdat we vanmiddag vanaf Saint-Cergue een mooie afdaling voor de boeg hadden. Zevenhonderd meter afzakken naar het meer van Genève. Wat zou dat heerlijk zijn met een mooi zonnetje erbij!
Maar het zag er niet naar uit dat dat zonnetje nog kwam vandaag, En bovendien vermoedden we, dat de afdaling wel eens glibberglad kon zijn na al die regen van vannacht. Daar hadden we ook niet zoveel trek in. We besloten dan ook, om de tocht af te sluiten in Saint-Cergue en daarvandaan met het tandradbaantje naar Nyon aan het meer af te zakken. Dat was wel jammer, maar wie weet zouden de omstandigheden een volgende keer beter zijn, als we het vervolg van de route weer oppakken.
Drijfnat arriveerden we in Saint-Cergue waar we niet lang op de trein hoefden te wachten, die ons in een mum van tijd naar beneden bracht.
Gelukkig konden we ’s avonds bij een iets opgeklaarde lucht nog iets zien van de mooie, oude stad Nyon.
De volgende ochtend hadden we de trein van 10 voor half 10 naar Genève en vervolgens de TGV naar Parijs-Lyon. Vroeg in de avond waren we terug in Rotterdam. De kampeerspullen gingen ongebruikt de schuur weer in. Knettergek, dat we daar al die dagen mee hadden rondgesjouwd!