Augustus 2008
18 dagen langs de GR5 door de Alpes-Moritimes
Van Modane naar Nice
Zestien jaar na de start in 1992 zouden we nu dan eindelijk de GR5 afmaken. De laatste 2 boekjes in één keer. Vorig jaar waren we niet verder gekomen dan een halve dag en een klein stukje. Zou het nu wel lukken? Het zou een loeizware tocht worden door de Alpes-Maritimes met heel veel klimmen en lange dagen, dus helemáál zeker waren we daar niet van. We hadden in elk geval tot en met Bousiéyas, 8 wandeldagen verder, gereserveerd en daarna zouden we wel verder zien.
Ik had al weken na liggen denken – meestal in bed dus – over het inpakken van de rugzak. Wat zouden we allemaal nog meer niét mee hoeven nemen? Geen extra T-shirts, geen extra sokken, de allerlichtste boeken uit de boekenkast, het scheelde allemaal en zo kwamen we aan een zak van 6,5 kilo voor mij en 8,5 voor Wim. Nog zonder eten en drinken overigens. We waren er klaar voor!
Dag 0: Vrijdag 8 augustus 2008
Van Rotterdam naar Modane
Vertrek: 9.30 uur – Aankomst: 18.10 uur
We vertrokken met de trein van rond half tien en kwamen om iets over zessen aan in Modane. Daar bestelden we gelijk een taxi voor de volgende ochtend, want het stuk naar Valfréjus hadden we vorig jaar al gelopen. De vrouw van het hotel herkende ons nog, we hadden dezelfde kamer en het leek allemaal alsof we hier gisteren nog geweest waren. Ik geloof dat we zelfs hetzelfde menu hadden en dat we ook vorig jaar al hadden geconstateerd dat de entrecote wel een beetje zenig was en de lamskoteletjes wel érg naar schaap smaakten.
Dag 1: Zaterdag 9 augustus
Van Valfréjus naar Névache-Sallé
Vertrek: 8.00 uur – Aankomst: 18.45
1300 meter ⇑ – 1310 meter ⇓
Om kwart voor acht kwam de taxi voorrijden en die bracht ons naar het einde van het dal, tot waar de auto niet verder kon. Daar begon de eerste tocht, die heel lang zou zijn en qua klimmen één van de hoogsten! Het eerste stuk hadden we vorig jaar al gelopen. We waren eigenlijk verbaasd hoe ver we toen nog gekomen waren, met die dubbele wortelontsteking van Wim, maar uiteindelijk kwamen we op het punt waar vorig jaar het doek viel. Daar was het heel onduidelijk of je een klein zijpaadje in moest of het hoofdpad moest blijven volgen en dat had de doorslag gegeven. Ik had me een beetje zorgen gemaakt, dat die onduidelijkheid nog steeds zou bestaan, want dat kun je op zo’n lange tocht, zeker de eerste dag, niet echt gebruiken. Maar de markering en de ingang van het pad waren aangepast. Er was geen twijfel mogelijk, je moest het kriebelpaadje in. Een poosje later bleek overigens, dat dat gewoon weer op het hoofdpad uitkwam, maar het sneed wel een heel stuk af.
We lagen aardig op het tijdschema van het boekje toen we het bovendal bereikten. Daarna begon de klim naar de col. Die was erg mooi en heel geleidelijk. Het kostte niet eens zo veel moeite om boven te komen! Het was prachtig weer, maar boven moesten we wel gauw een trui aantrekken! Na een korte pauze begonnen we aan de afdaling naar de Vallée Etroite. Dat dal was erg mooi, maar trok op zaterdagmiddag wel erg veel bezoekers!
Vooral het aardige dorpje was kennelijk een geliefd doel voor een uitstapje, zodat ons plan om daar wat te eten werd doorkruist: het terras van de hut zat helemaal vol. Ook de tweede hut had geen tafeltjes meer vrij en we konden slechts bij de gratie Gods een drankje krijgen aan een tafel die gereserveerd, maar nog niet bezet was.
Direct achter het dorpje begon de klim naar de tweede col die we vandaag over moesten. We deden een klein stukje en zochten toen eerst een plekje om onze eigen krentenbollen dan maar op te eten. Daarbij kwamen we tot de ontdekking dat we nog niet echt op dreef waren. We hadden de waterfles bij moeten vullen in het dorp! Maar we hadden geen zin om terug te gaan en dachten dat we het wel zouden redden met de hoeveelheid vocht die we nog hadden.
Het was inmiddels rond half vier en op weg naar de col kwamen we heel wat tegenliggers tegen. Het was dan ook een tijdstip dat je normaliter naar beneden kwam! We zaten hier vlak bij de Italiaanse grens en het was dan ook voortdurend “Buon Giorno”. Wim passeerde een wat vreemd uitgedost figuur die “Bonjour” zei. Toen Wim gewoontegetrouw “Buon Giorno” teruggroette, hoorde hij achter zich “Ook goed”! Achteraf zou blijken dat dit een van de zeer weinige landgenoten was die we op deze vakantie zouden ontmoeten.
Vlak onder de col des Thures was een heel mooi meertje. Dat verklaarde de grote hoeveelheid afdalers! Na de col kwamen we door een landschap waar de erosie flink had toegeslagen. Dat leverde naast kale hellingen ook wel mooie rotsformaties op. Sommige hadden zelfs een naam gekregen.
De afdaling naar het gehucht Sallé was behoorlijk lang en in Sallé zou er geen overnachtingsadres zijn. Daarvoor moesten we nog een half uur van de route af, om het in Névache gereserveerde hotel te bereiken. Een ruime kilometer voor Sallé zagen we een afslag die rechtstreeks naar Névache ging. Dat leek ons een goede keus, we sneden zo toch nog een stukje af. Aan de rand van het plaatsje gekomen, speurden we links en rechts naar ons hotel. We zagen er diverse, maar niet Hotel Les Charmottes. We zouden toch niet ook nog eens het verst weggelegen adres gekozen hebben? In een bar gingen we het maar eens vragen. Het antwoord was, dat Les Charmottes bij de camping lag. Maar die camping hadden we gezien.
Daar waren we nota bene vlakbij geweest, die lag bij het dorpje Sallé. En daar waren toch geen hotels? Ik geloofde er dan ook niks van en vroeg het voor de zekerheid nog aan de barjongen die ons een drankje bracht. Hij bevestigde de ligging bij de camping en voegde er aan toe, dat er een pendelbus die kant op ging. Die bus ging ongeveer elke tien minuten en die hebben we dan ook genomen. En jawel, Les Charmottes, gewoon in Sallé! Als we niet hadden afgesneden waren we er pal langs gekomen. Had ons zeker 3 kwartier gescheeld, inclusief de cola in de bar natuurlijk. Maar goed, we hadden het gehaald. De kop was er af en dat gaf vertrouwen in de rest van de tocht.
Dag 2: Zondag 10 augustus 2008
Van Sallé naar Montgenèvre
Vertrek: 8.30 uur – Aankomst: 17.45 uur
1100 meter ⇑ – 900 meter⇓
Hoewel we even moeite hadden om het teken weer te vinden, waren we al snel weer op de route. Een mooi, vrijwel vlak wandelpad door het dal naar Plampinet. Plampinet was een pittoresk dorpje met zowaar een terras tegenover het oude kerkje.
Na de koffie liepen we het dorp weer uit en het pad bleef lekker vlak. Maar dat kon niet kloppen en we hadden gelukkig al snel in de gaten, dat we een verkeerd spoor volgden. Er lopen hier meerdere GR’s dus je moet wel steeds opletten dat je de goede hebt! Het was daarna snel uit met de rust. Met een enorme hoeveelheid bochten gingen we recht tegen de helling op, die we op weg naar Plampinet al hadden zien liggen. Het was weer een prettige klim. Goed pad, goeie hellingshoek.
Dat zou echter niet zo blijven. Na een nauwelijks stijgend stuk door het bovendal kwam er een vervelende stijging door het bos. Véél te steil pad, warm en afschuwelijk veel vliegen. We waren blij toen we na een hele tijd het bos achter ons konden laten. De col konden we nu zien liggen. Nog wel een heel eind, maar het liep veel plezieriger.
Bovenop de col was het weer lekker frisjes. Je kon de volgende col al zien liggen. Gelukkig hoefden we daarvoor niet af te dalen, het pad ging gewoon langs de flank verder omhoog.
Halverwege hadden we één van de mooiste uitzichten van de hele route. Op een massief met veel sneeuw en een heuse gletsjer.
Vanaf de tweede col, de col de la Lauze, was het alleen nog maar afdalen naar Montgenèvre, een nogal uitbundig volgebouwde wintersportplaats. Ik vreesde dat het zoeken zou worden naar ons hotel, maar dat viel mee. We waren nauwelijks de eerste blokken met appartementsgebouwen gepasseerd of we zagen het al liggen. Spiksplinternieuw in een gebied waar de hoeveelheid kranen wees op nog veel meer bouwplannen. Voor ons doel was het echter uitstekend geschikt. Prima kamer, hoewel de design inrichting van de badkamer niet erg praktisch was. Met het onbeweegbare badscherm was het onmogelijk om bij de kraan te komen zonder het bad vast in te duiken en de kraan zelf was zo prachtig vormgegeven, dat het een hele tijd duurde voordat we hadden uitgevonden hoe je er water uit kreeg. Maar toen we dat eenmaal dóór hadden, was een badje wel heerlijk voor onze toegetakelde spieren.
Het restaurant zag er erg chique uit, maar we waren toch niet van plan om nog het plaatsje in te gaan om iets anders te zoeken. Daar hadden we achteraf geen spijt van. Hoewel de prijs er inderdaad mocht wezen hebben we echt heerlijk gegeten. Tópklasse die later op de tocht nergens meer geëvenaard zou worden.
Dag 3: Maandag 11 augustus 2008
Van Montgenèvre naar Briançon
Vertrek: 10.00 uur – Aankomst: 13.30 uur
80 meter ⇑ – 570 meter ⇓
Na 2 pittige dagen zou het vandaag aanzienlijk rustiger zijn. Geen cols over, alleen afdalen naar Briançon en daar stond in het boekje 1 uur en 50 minuten voor. Dat kwam mooi uit, want dan konden we de middag gebruiken om de oude stad te bekijken. De tocht door het dal was niet zo mooi, maar dat hadden we ook niet verwacht in dit skigebied. De paden door het bos waren veel te breed uitgehakt om bredere pistes te creëren en hadden kale, keiïge bermen. Pas de laatste kilometers waren het weer wandelpaden voor wandelaars.
De aangegeven tijd in het boekje leek dit keer nergens naar en natuurlijk was het toch weer niet alleen dalen. Regelmatig moest je weer een eindje omhoog om een of andere uitstekende rots te omzeilen. We liepen overigens ook niet zo snel, want Wim had helaas een stevige blaar op zijn hiel opgelopen en die was inmiddels helemaal kapot gegaan, zodat het een aardige wond geworden was.
Het duurde lang voordat je Briançon kon zien liggen, maar eindelijk gingen we dan weer over een bultje heen en zag je de stad onder je. En niet zo’n béétje onder je ook! We zouden via de Pont d’Asfeld de stad ingaan en héél diep zag je een beek en een brug. Ik snapte er niks van. Dat was zo te zien nog zéker een half uur dalen terwijl we er al lang hadden moeten zijn! Maar toen ik op advies van Wim naar rechts keek, zag ik hoe ’t zat.
De oude vestingstad was vlak naast ons, boven op een rots gebouwd, zelfs nog iets hoger dan waar wij stonden. Weliswaar aan de andere kant van de beek, maar de diepe kloof waar die doorheen kolkte, werd overbrugd door de 18e eeuwse stenen Pont d’Asfeld. Eindelijk die Talbrücke voor voetgangers waar we zo vaak van dromen! Een zeer indrukwekkend geheel! Rondom Briançon zijn overal op de bergen vestingwerken gebouwd en deze brug op 56 meter boven de beek maakt daar deel van uit. Hij voerde rechtstreeks naar één van de poorten van de oude stad. Na dit unieke punt uitvoerig in ons te hebben opgenomen, gingen we die poort door en dat bracht ons in de ontzettend leuke, nauwe straatjes van de vestingstad. Wel toeristisch, maar heel gezellig met al die winkeltjes en terrassen. We hadden geen idee waar ons hotel ergens zou liggen, maar daar hoefden we ons nog niet druk om te maken, het was pas kwart voor twee. Dus streken we op het plein voor de kerk neer op een terras voor een lekkere lunch. Tartiflette, dat kon nog nét voordat we het Mediterrane gebied in doken, want daar zouden ze deze winterkost wel niet meer hebben. Het werd trouwens al gauw fris, want de stralende lucht begon in ras tempo te bewolken. Er was regen voorspeld voor vandaag …
Tijdens het wachten op de koffie dook ik de VVV in, die ook op dit plein zat en net open was gegaan. Daar kreeg ik een duidelijke route beschrijving voor het hotel. Zoals we al vermoedden lag dat in de benedenstad en omdat we verwachtten dat we niet veel puf meer zouden hebben om na een bad of douche nog een keer terug te gaan, hebben we de stad gelijk maar uitvoeriger bekeken. Niet super grondig vanwege de ongemakkelijk hiel van Wim en omdat het al gauw begon te spetteren, maar goed genoeg met het oog op de omstandigheden. In een hevige stortbui zakten we daarna af naar de benedenstad, waar we vanzelf bij het hotel uitkwamen. Er tegenover lag een apotheek en die hebben we eerst bezocht. Onze armen en vooral Wim zijn neus waren door de zon volkomen uitgedroogd en hoewel ik er zeker van was, dat ik het potje met after sun in mijn rugzak had gestopt, had ik het nergens kunnen vinden. Dat moest dus nodig aangeschaft worden en ook de pleistervoorraad moest op blarensterkte worden gebracht. Na ook nog een bezoek aan de supermarkt doken we het hotel in en konden we eindelijk onder de douche en ons voor-het-eten-dutje doen. Dat was er de vorige dagen nauwelijks van gekomen.
Het hotel zat behoorlijk vol, met o.a. een groep Engelse fietsers. Vrijwel allemaal mannen. Wim had de groep tijdens het eten vol in het vizier en heeft zich hevig vermaakt! Het bier vloeide rijkelijk en ’t was een geloop van jewelste, heen en weer naar het toilet.
Dag 4: Dinsdag 12 augustus 2008
Van Briançon naar La Chalp
Vertrek: 8.45 uur – Aankomst: 17.15
1250 meter ⇑ – 860 meter ⇓
Het was weer uit met de rust. Vandaag slechts één col over, maar wel een hoge en een forse afstand. We plakten Wim’s hiel zorgvuldig af met 3 pleisters op een klodder Cetavlex. We hadden intussen ontdekt, dat het binnenwerk van zijn schoen helemaal versleten was. Daarom was ik gisteren nog op zoek gegaan naar een schoenmaker om zo’n antislip plakker op de kop te tikken, waarmee de ruwe plek bedekt kon worden. Leg dat maar eens uit in het Frans! Ik wist in het Nederlands al niet eens dat het een anti-slip plakker heette. Maar het is gelukt.
Op het kaartje hadden we gezien dat de route vanaf de grens van Briançon een enórme lus maakte, met flinke stijging en daling om vervolgens zo’n 2,5 kilometer verder, in het gehucht Sachas, weer op dezelfde weg uit te komen. Gezien de toch al flinke afstand vandaag en de nutteloosheid van zo’n stijging, hadden we besloten om dat anders te doen. Gewoon rechtdoor langs de heus niet zo drukke autoweg. Toch valt dat altijd tegen. Het kaartje is niet zó gedetailleerd en als je geen tekens hebt, voel je je bij elk keuzepunt behoorlijk onzeker. Er waren wel richtingborden, maar Sachas stond nergens aangegeven. Onze intuïtie volgend en een paar keer de weg vragend voor de zekerheid, kwamen we daar echter zonder omwegen aan, waar we toch wel blij waren het rood-witte teken weer aan te treffen.
Vanaf Sachas begon de echte klim. Eerst een steil stuk, toen een heel lang eind door een dal totdat we in Les Ayes uitkwamen. Dat was zo’n typisch berghucht, compleet met waterbak en jawel, zowaar een terrasje, of nou ja, een paar tafels en stoelen met parasol in het gras.
Die parasol deed nog dienst, want na de regen van gistermiddag was het weer stralend begonnen vandaag, maar de eerste wolken begonnen al weer samen te pakken. De dame die ons van limonade voorzag, keek wat zorgelijk toen we zeiden dat we de col des Ayes over moesten. Het zou gaan onweren vanmiddag. Niet leuk, maar ja, we moesten verder. Het zou trouwens loos alarm blijken te zijn, want het bleef de rest van de dag droog.
Het was een lange, niet al te steile klim naar de col des Ayes. Heel stil ook. Alleen een groepje van een stuk of 6 Fransen passeerden we. En zij later ons en toen wij hen weer enz.
De afdaling was dito lang. Heel mooi ook. In het benedendal waren ruige klimwanden. Daar was het heel wat drukker en zagen we ook een groepje alpinisten dat met touwen en haken tegen de wand aan het oefenen was.
De bar in Brunissard waar we onszelf nog een colaatje hadden beloofd, lag niet aan de route, als-ie er überhaupt al was en daarom dreunden we het laatste stuk in één keer door naar ons hotel in La Chalp. Oeps, de kamer was op de 3e verdieping en er was geen lift. Nou ja, dat kon er ook nog wel bij. Het was een eenvoudig onderkomen, maar netjes en de bedden waren prima. In het restaurant geen menukaarten maar halfpension en alles met hetzelfde bestek. Die stadse fratsen moet je hier maar snel vergeten!
Dag 5: Woensdag 13 augustus 2008
Van La Chalp naar Ceillac
Vertrek: 8.30 uur – Aankomst: 19.15
1150 meter ⇑ – 1170 meter ⇓
Inkopen doen was er vanochtend niet bij, bij gebrek aan winkels in La Chalp. De dame van het hotel wist echter te vertellen, dat er in Queyras wel een bakker zou zijn en daar moesten we na een uurtje of twee langskomen. Het eerste stuk ging over een heel licht stijgend pad langs de bergwand door het bos. Dat kwam uit in een beeldig boerendorpje, waarna we iets sneller stijgend, verder langs de wand door open gebied gingen. Dat was vreemd. Volgens het kaartje moesten we véél sneller stijgen, naar een meertje. En we zagen helemaal geen tekens meer! We hadden inderdaad een zijpaadje gemist, zagen we op het kaartje, maar het bredere pad waar we nu liepen zou uiteindelijk – over een weliswaar langere afstand, maar heel wat minder steil – op hetzelfde punt uitkomen. Achter ons liep een groepje dat dezelfde fout gemaakt had. Ook het teken gemist of gewoon domweg achter ons aangehobbeld? Het bleek hetzelfde groepje Fransen te zijn dat we gisteren waren tegengekomen en we zouden elkaar tot Ceillac weer diverse malen passeren.
Uiteindelijk bereikten we het mooie groene meertje. Er waren zowaar picknickbanken, waar we even gebruik van maakten voordat we aan de afdaling begonnen. We moesten naar Chateau Queyras en dat lag weer in het dal. Toen we het kasteel een tijdje later zagen liggen, dachten we dat we er bijna waren, maar dat klopte natuurlijk weer niet. Het kasteel lag hoog boven de beek aan de overkant en we moesten nog een hele lus maken om op de autoweg te komen. Die voerde ons onder langs het chateau wat er heel imposant uitzag. Je kon er via een steile oprit komen voor een bezichtiging, maar we hebben het alleen van afstand bekeken.
Aan de voet van de oprit was een bar annex épicerie, waar we onze dorst lesten en de mondvoorraad op peil brachten. Daarna nóg verder afzakken, de beek oversteken en … weer omhoog. De echte klim van vandaag begon nu pas. Recht tegen de wand achter het kasteel op, door een lang en heel mooi bovendal en tenslotte langs een wand, vlak onder de graat, naar de col Fromage. Toen we naar dat pad langs de wand draaiden was het landschap heel anders dan we verwachtten. Heel verrassend en met prachtige vergezichten. Je keek vrijwel rechtstreeks de diepte van het hoofddal in en overzag bijna het hele gebied waar we vanochtend en gisteren hadden gelopen. In de verte kon je zelfs de Mont Thabor zien die we de eerste dag waren gepasseerd.
Vanaf de col Fromage begon de lange afdaling naar Ceillac. Daar kwamen we gelukkig nog aan vóórdat het épicerietje dichtging. Het was een erg leuk, typisch bergdorp. ’t Wemelde er van de wandelaars die we overdag ook wel, maar in heel wat minder groten getale waren tegengekomen. We namen nog een ijsje en gingen daarna verder, want we waren er nog niet. Ons hotel lag verder het dal in, hóe ver wisten we niet. We zagen wel iets liggen, vrij dichtbij, maar dat was het helaas niet. Dus sjokten we door in de hoop dat het in elk geval niet te ver van de route af zou zijn. Dat was het niet! En toen we er eenmaal waren, was al het leed al gauw vergeten. Wat een prachtig hotel en wat een mooie kamer! Dit zou achteraf de topper blijken te zijn. Ook het eten was uitstekend. We hadden hier best langer willen blijven, maar ja, de plicht riep! Morgen weer een zware tocht naar de hut in Fouillouse.
Dag 6: Donderdag 14 augustus 2008
Van La Chalp naar Fouillouse
Vertrek: 8.30 uur – Aankomst: 16.00/18.00 uur
1320/1070 meter ⇑ – 1050 meter ⇓
Vlak achter het hotel hadden we een stoeltjeslift gezien. Zou die boven ergens in de buurt van ons pad uitkomen? Dat was lastig te bepalen op ons kaartje, dus hadden we eerst maar eens geïnformeerd of die lift überhaupt wel ging in de zomer. Dat was helaas niet het geval, dus dit lumineuze idee ging niet door. Jammer, want na die lange tocht van gisteren was een stukje minder klimmen wel lekker geweest.
We vertrokken weer vroeg en klommen recht tegenover het hotel tegen de wand op, vlak bij de schitterende waterval. Wat een prachtig pad weer. We vielen af en toe in herhaling met onze conversatie! Het stuk over de skipiste was dan wel wat minder, maar de 2 meertjes – eerst het Lac du Miroir en later het Lac Sainte-Anne – waren weer beeldschoon.
Bij het Lac Sainte-Anne was het wel erg druk. Je kon daar vrij dicht onder met de auto komen en dat verklaarde veel.
Slechts weinigen gingen na dit meertje verder naar boven, naar de col Girardin, met 2700 meter de hoogste van de route. Dit was het stuk waar ik al die tijd nogal tegenop had gezien. In diverse verslagen op internet had ik gelezen dat de afdaling ná de col Girardin het lastigste stuk van de hele route is. Dus wat zou ons te wachten staan? We hoopten dat het mee zou vallen.
Het pad direct na de col was inderdaad behoorlijk steil, maar niet echt veel erger dan eerdere stukken die we hadden gedaan. We daalden voorzichtig af om niet weg te schuiven op de losliggende stenen, maar eigenlijk viel het best mee en kwamen we zonder al te veel problemen in het bovendal uit, waar het heel geleidelijk door de alpenweitjes verderging. De marmotten floten hier weer vrolijk om onze oren en ik begon al voorzichtigjes opgelucht adem te halen, hoewel ik er nog niet helemaal van overtuigd was, dat we het nu gehad hadden. En die twijfel was terecht! Tegen dat we het einde van het bovendal in zicht kregen, zagen we rechts van ons in de verte een paadje lopen over een richeltje langs de ontzettend steile bergwand van het hoofddal. Dat paadje ging over een enigszins overhangend balkonnetje en daaronder was … helemaal niets. Onze route zou toch niet dáároverheen gaan? We tuurden in de verte waar het rood-witte teken heen ging en … oh nee, het ging er recht op af. Onze magen draaiden drie keer in de rondte en we waren het onmiddellijk gloeiend eens: dat gaan we níét doen! Er was gelukkig een alternatieve route, namelijk direct afdalen het dal van de Ubaye in, in plaats van eerst een stuk langs die wand en dán naar beneden. Je kwam dan wel een stuk te diep in het dal uit, maar via de autoweg kwam je vanzelf weer op de GR terecht.
We hadden de alternatieve route snel gevonden. Die ging weliswaar behoorlijk steil naar beneden, maar niet langs zo’n griezelig richeltje. We zeiden juist tegen elkaar dat het wel goed ging zo, toen opnieuw ons hart in de keel schoot. Een eindje voor ons uit draaide het pad om een hoek en dat zag er ook bepaald woest uit. We stonden een tijdje aan de grond genageld te overwegen wat te doen. Terug over de col Girardin was eigenlijk geen optie, die lag inmiddels behoorlijk ver achter en hoog boven ons. Ik ging vooruit om te kijken hoe het er van dichtbij uitzag. Achternageroepen door Wim dat ik vooral ontzettend goed uit moest kijken. Dichterbij leek het pad toch ietsje breder en het was nergens afgebrokkeld, het moest kunnen. Dus Wim kwam achter me aan en héél voorzichtig schuifelden we voetje voor voetje om de bocht heen. Daarna ging het weer wat beter hoewel het vooral in de bochten ontzettend langzaam ging. Alle stenen rolden onder je voeten weg, maar het directe gevaar om in de diepte te storten was geweken. Wel vroeg je je constant af, wat voor bochten er nog zouden komen en dat loopt niet echt lekker. We voelden ons pas wat meer op ons gemak, toen we uiteindelijk weer vaste grond onder onze voeten hadden in het berghucht Maljasset, aan het eind van de Vallée d’Ubaye.
Tja, daar stonden we nu in Maljasset, waar we helemaal niet moesten zijn. Het was inmiddels kwart over 3 en vanaf hier moesten we nog een kilometer of 8 langs een autoweg, omdat het dal zo smal is dat er geen voetpaden lopen en daarna nog zo’n 280 meter klimmen naar de hut in Fouillouse. Netto ongeveer 3 uur. Inclusief rust zouden we weer pas na 7 uur aankomen. En we hadden bovendien behoorlijk de bibbers in de benen. Wim stelde daarom voor om een taxi te bellen, maar ik was wat huiverig of dat wel zou lukken. Maljasset is niet bepaald een wereldstad. Het eerste probleem was dan ook, dat ons mobieltje geen bereik had. In de hut van Maljasset was echter een muntjestelefoon. Die vrat mijn eerste muntje op zonder gehoor. Bij de tweede poging kreeg ik een antwoordapparaat en dat kon ik natuurlijk niet verstaan. Gelukkig reageerde iemand van het keukenpersoneel op mijn hulproep en belde de taxi voor ons. Ze sprak het antwoordapparaat in en inderdaad, een kwartiertje later werd er teruggebeld. De taxi zou met 20 minuten arriveren! Yes! Daar namen we nog even een extra colaatje op.
De taxi reed door het dal, precies zoals de route te voet ook gegaan zou zijn. Inderdaad een heel smal dal, hier en daar zelfs echte gorges. Naar het einde toe, vlak voordat het dal zich gaat verbreden, is er een ontzettend smalle kloof die heel hoog boven de rivier wordt overspannen door een stenen brug waar een autoweg over gaat, die een zijdal invoert. Dat is wel een erg spectaculair punt en het was jammer dat we daar niet te voet langs kwamen om het wat beter in ons op te kunnen nemen. Maar vanuit de taxi was het wel heel comfortabel! We gingen de brug over en het zijdal in. Zo kwamen we na een flink aantal haarspeldbochten over een supersmal weggetje in het gehucht Fouillouse. Verder ging de weg niet. Bij de parkeerplaats vlak voor het dorpje stapten we uit. Het ritje kostte 30 euro en dat viel eigenlijk best mee.
Bij het reserveren had ik om een kamertje gevraagd en de dame aan de telefoon had gezegd dat het een kamertje met douche en toilet zou zijn . Ik dacht dat ik het wel niet goed begrepen zou hebben, maar warempel. Het was een prachtige kamer en zelfs met bád en toilet! Alles van hout weliswaar, maar zeer ruim en volledige privacy. We vonden dat we ontzettend geboft hadden en toen we eenmaal om de beurt in bad lagen, was de voldoening weer enorm. Bij de maaltijd bleek dat het toch wel echt een hut was. Op het menu stond huttenvoer en wat het was, zijn we maar weer gauw vergeten.
Na het eten begon het te regenen en toen we net in bed lagen kwam de onweersbui. Gelukkig duurde die niet lang en ging de wind ook al snel weer liggen, want die ging nogal luidruchtig tekeer op ons zolderkamertje!
Dag 7: Vrijdag 15 augustus 2008
Van Fouillouse naar Larche
Vertrek: 8.15 uur – Aankomst: 15.30 uur
850 meter⇑ – 1070 meter ⇓
Het was nog bewolkt toen we de volgende ochtend vertrokken, maar het zag er vrij hoopvol uit. We verlieten Fouillouse langs een aardige kapel en verlieten zo de bewoonde wereld weer. Na een poosje gingen de laaghangende wolken even open en konden we het einde van het dal zien en de col die we dachten te moeten passeren. Oeps, dat was nog een heel eind, maar toen het later verder opentrok, bleek dat het toch een andere col was, Maar de foto van die valse col is toch wel leuk geworden!
Boven wisselde het sterk. Af en toe zon, maar er kwamen steeds weer nieuwe wolken en toen we het hoogste punt net bereikt hadden, werden die behoorlijk zwart. We waren inmiddels ingehaald door een groepje wandelaars uit de hut, die vanaf de col een andere kant uitgingen, en een vrouw alleen die we gisteren ook al gezien hadden. Die zou ook wel de GR5 doen.
Gezien de zwarte wolken gingen we maar snel weer aan de andere kant naar beneden. We waren echter pas een paar stappen gedaald toen het begon te hagelen en even later barstte het onweer los. We liepen snel door, maar het onweer haalde ons nog veel sneller in. De klap kwam op een gegeven moment binnen één seconde na de flits. Dit was niet leuk meer! Geen enkele schuilmogelijkheid, alleen maar woeste steenvlaktes om ons heen. Op de grond liggen was geen aantrekkelijk optie en bovendien schijn je beter op je hurken te kunnen gaan zitten. Dat houd je echter nog geen halve minuut vol met spierpijn en een zware rugzak. Gelukkig duurde het onweer niet lang. Het trok even snel weer over als dat het opgekomen was. De hagel ging over in regen en we liepen weer iets meer ontspannen door. Een eindje verder dook er een in regencape gehulde schim op uit de nevels. Het was de vrouw alleen, die op ons had staan wachten. Ze vertelde dat ze verschrikkelijk bang was geweest en erg blij was dat ze ons zag. Ze liep een tijdje – druk Frans kwebbelend – met ons op, totdat we een herder tegenkwamen, die ze vervolgens als gezelschap koos.
Zo’n 100 meter onder de volgende col, de col de Mallemort, lagen de ruïnes van een oude kazerne. Je kon goed merken, dat we hier door een grensgebied liepen. Eigenlijk al vanaf Modane kwam je voortdurend allerlei militaire overblijfselen tegen. Deze kazerne bood een mooie gelegenheid voor een pauze. Het was inmiddels even droog, dus namen we plaats op een muurtje langs de binnenplaats. Juist toen we verder wilden gaan, begon het weer te regenen en besloten we om te schuilen in een van de gebouwtjes waar nog een dak op zat. Daar zaten we een poosje, maar ja, wat moet je daar tussen die spinnenwebben en die regen zou voorlopig nog wel een poosje doorgaan. Dus toch maar weer in de capes en verder lopen. Het was inmiddels íjskoud geworden. Ik was blij dat ik mijn handschoenen vanochtend nog even helemaal onder uit de rugzak had opgediept.
Op de col de Mallemort keken we even gauw 3 keer in de rondte en toen snel door. Je zag Larche al beneden heel ver in de diepte liggen, maar het duurde nog een hele tijd voor we er waren. Met 880 meter in één keer naar beneden was dit dan ook een van de langste afdalingen van de hele tocht. En dat al die tijd in de regen.
Toch kwamen we dit keer vrij vroeg in het hotel. De Mittagstisch liep juist ten einde. We konden in eerste instantie dan ook niet meer eten, maar gelukkig, een omeletje kon nog wel. Dat hebben we dan ook genomen voordat we ons in de kamer installeerden.
Die kamer was niet veel zaaks. Klein, typisch Franse kuilbedden – gelukkig twee -, afgebroken sleutel op de kast, telefoon die het niet deed, geen zeepjes, ingebouwd badkamertje, waarvan we later ontdekten dat er wel een bidet, maar geen toilet in zat! De douche gaf een lauw prutsstraaltje en de stop van de wastafel lekte, zodat het wasje in het bidet moest en daar kreeg je dan weer een stijve rug van. Kortom, de accommodatie in de hut van gisteren was eigenlijk beter, maar we moesten het er maar mee doen. We zouden het er zelfs 2 nachten mee moeten doen, want morgen hadden we eindelijk een rustdag. Daar waren we wél aan toe!
Vanwege het langere verblijf hier, pakten we mijn rugzak een keertje helemaal uit. En wat kwam er uit het voorvak tevoorschijn? Het potje met aftersun! Zie je nou wel, ik wist dat ik het er in gestopt had!!
Rustdag: Zaterdag 16 augustus 2008
Met de bus naar Barcelonnette
Nu was in Larche niet zo veel te beleven, dus we hadden er wel een beetje op gerekend dat we met de bus naar Barcelonnette zouden kunnen. Best een risico, op zaterdag. Maar jawel,de bussen reden op zaterdag. Althans, één bus heen om kwart over 8 en eentje terug, om half 4. Uitslapen was er dus niet bij op onze vrije dag. De bus was weliswaar gratis, maar we hadden er graag een paar euro’s voor betaald als hij om 10 uur of half 11 zou vertrekken. Nu zat er niks naders op dan de wekker weer op 7 uur zetten. Een kwartiertje later had trouwens ook wel gekund, want met het ontbijt waren we wel héél snel klaar.
Het busje vertrok keurig op tijd, zodat we al vóór 9 uur in Barcelonnette aankwamen. Het was marktdag. We slenterden op ons gemak langs de kraampjes en dronken een kop koffie – heerlijk op een terras, want het was weer stralend weer – vóórdat we het stadje zelf ingingen. Een oud, gezellig provincieplaatsje. Niet zo groot, maar er was in elk geval een bank, een apotheek voor de anti-blaren pleisters en méér dan genoeg winkeltjes om ansichtkaarten te kopen. Die gingen we later in een parkje schrijven en daarna was het tijd voor een uitgebreide lunch. Op het centrale plein vonden we het een beetje druk. We bleven er wel een tijdje staan kijken naar een groepje Mexicaanse muzikanten en dansers, maar we zochten een terrasje op een wat rustiger plein. Heerlijk kaaspizza’s genomen. Nu nog naar de supermarkt en vervolgens op een bankje in de buurt van de bushalte de druiven opeten.
Dezelfde chauffeur bracht ons terug naar Larche en maakte nog even een ommetje over een heel steil weggetje om een haar bekende passagier voor zijn deur in een hoog gelegen bergdorp af te zetten. Ze had netjes aan de andere passagiers gevraagd of die daar geen bezwaar tegen hadden en dat hadden we niet, maar ik hield wel mijn hart vast toen ze op dat smalle weggetje moest keren!
Terug in het hotel mochten we de telefoon bij de receptie gebruiken. Het werd nu toch wel hoog nodig om weer wat slaapplaatsen te regelen. Alleen voor morgen, in de hut van Bousiéyas was nog gereserveerd. We belden voorlopig 3 adressen vóóruit. De laatste, in Beuil, namen we voor 2 nachten zodat we over 4 dagen weer een rustdag zouden hebben.
Dag 8: Zondag 17 augustus 2008
Van Larche naar Bousiéyas
Vertrek: 8.15 uur – Aankomst: 17.30 uur
1000 meter ⇑ – 1440 meter ⇓
De volgende ochtend kwam ik strompelend mijn bed uit. Ik had al een paar uur wakker gelegen, want de pijn in mijn been was weer op komen zetten. Dat had ik al vaker gehad. De eerste keer tijdens de GR5 in de Jura, maar daarna nooit meer tijdens een wandeling. Volgens de huisarts is het overbelasting van de kuitspier en dat zou natuurlijk best kunnen, maar het kwam nu wel érg ongelegen. Wim liep al vanaf het begin heel flink door met een diepe wond op zijn hiel als gevolg van die blaar van de 2e dag. Het zou toch niet zo zijn, dat we nu op zouden moeten geven vanwege die stomme kuit? Uit ervaring wist ik, dat de pijn en de stijfheid na verloop van tijd vanzelf verdwijnen als ik er op dóórloop. Maar als het overbelasting is, is het waarschijnlijk niet zo best om er zo zwáár op door te lopen. Daar konden we nu echter geen rekening mee houden, dus heel voorzichtig, trekkebenend en met stok, begonnen we aan het volgende traject.
Eerst een paar kilometer geleidelijk stijgend het dal van Larche verder in. Gelukkig, tegen dat we bij het zijdal waar we in moesten aankwamen, was de blokkade zover uit mijn been, dat ik weer normaal kon lopen en in de loop van de dag verdween ook die zeurende pijn. Nu maar hopen dat het niet terugkwam. We gingen het zijdal in. Hier begon het National Parc de Mercantour. Het was er schitterend. We gingen de op één na hoogste col over, de Pas de Cavale van 2671 meter. Het was zondag dus er ging een hele optocht naar boven, maar aan de andere kant van de pas was het heel wat rustiger.
Daar was het weer het gebruikelijke afdalen om vervolgens de volgende col over te gaan. Vanaf de col de Fourches zakten we een klein stukje naar een autoweg, de weg die van Nice naar Barcelonnette gaat over de hoogste autocol van Europa: 2880 meter! Bousiéyas lag een heel eind lager aan deze weg. We kwamen via de barakken van alweer een militair kamp op de weg uit. Tot onze verbazing voerde de route vandaar af naar bóven. Wat was dít nou weer! We moesten toch naar beneden! Even later zagen we het teken helemaal niet meer en baalden we als een stekker. We besloten op eigen initiatief te gaan, draaiden ons om en volgden de autoweg richting dal. Zo zagen we al snel in de berm de rood-witte balk en een paadje dat de goede kant uitging. Het was wel een heel oud teken en ook verderop was duidelijk dat het hier al lang niet meer onderhouden werd, maar het pad was prima en daalde snel. Nu maar hopen dat we straks niet op een punt zouden komen, waar het duidelijk zou zijn waarom de route verlegd was. Dat gebeurde gelukkig niet. Na een tijdje kwam er een paadje van rechts bij en was het teken ineens weer fonkelnieuw.
Bousiéyas was een hucht van helemaal niks, nog veel kleiner dan Fouillouse, dus de hut was snel gevonden. De slaapruimte en de eetzaal waren in verschillende huisjes, gescheiden door een lange trap. Er was een dortoir op de bovenverdieping en één kamertje beneden. Dat kamertje hadden wij gereserveerd. Lekker ouwe troep, maar wel voor ons alleen. De bedden waren netjes opgemaakt, er lagen badhanddoeken, zelfs een stukje zeep en shampoo en de douche op de gang was uitstekend met een stevige, hete straal. We waren weer dik tevreden.
Dag 9: Maandag 18 augustus 2008
Van Bousiéyas naar Saint-Etienne-de-Tinée
Vertrek: 8.15 uur – Aankomst: 17.00 uur
600 meter ⇑ – 1350 meter dalen ⇓
Via een mooi bospad en daarna een alpenwei, dwars door een schaapskudde, kwamen we op de eerste col van vandaag. We ontmoetten er het Italiaanse stel dat bij de hut had gekampeerd en die we voor de eerste keer in de bus vanaf Barcelonnette waren tegengekomen. Zoals we al dachten, deden ze ook de GR 5, maar dan de variant naar Menton.
Een lange afdaling, waarbij je heel veel kilometers op dezelfde hoogte langs de wand bleef crossen om daarna steil de diepte in te duiken, volgde. Pas toen we er bijna waren, zagen we eindelijk het dorpje waar we naar onderweg waren: Saint-Dalmas-le-Selvage. Het lag prachtig aan het einde van een dal. En wat een beeldig dorpje weer. Met épicerie en bar-restaurant, die op maandag tot onze vreugde niet gesloten waren!
Dit was een van de weinige keren, dat we mooi op lunchtijd iets tegen kwamen en dat vierden we met nog een keer een overheerlijke tartiflette. We konden ons dat vandaag ook veroorloven, omdat de tocht niet overdreven lang was. Wel moesten we na de lunch met volle maag de 2e pas over en daarna een hele lange afdaling af, naar Saint-Etienne-de-Tinée. Die afdaling viel nogal tegen. Niet qua uitzicht, dat was prachtig, maar qua pad. Dat was beroerd. Rollende stenen en zo rotsachtig, dat je voortdurend elke stap moest uitmeten. Erg vermoeiend dus. Maar uiteindelijk kom je altijd beneden en daar hadden we ons hotel gauw gevonden.
We hadden een eenvoudige kamer. Het bad was een zitbad en dat was wel érg klein. Het was onmogelijk om je bovenbenen onder te dompelen, wat erg jammer was, want dat hadden de spieren wel weer verdiend. Wim in het badje was helemaal prachtig. In een poging om toch een beetje nat te worden, veroorzaakte hij een boeggolf die zowat de hele kamer blank zette! Moest er nog gedweild worden ook.
Na al dat gebadder gingen we het stadje in. Erg aardig, met smalle Middeleeuwse straatjes en hoge huizen in allerlei kleuren. We deden wat boodschappen en kwamen op de terugweg de Italianen tegen, die op de camping waren neergestreken.
Aan tafel ontspon zich een discussie over het vervolg van de route. Volgens planning zouden we morgen eerst naar het hoger gelegen wintersportplaatsje Auron lopen , dan een col over en afdalen naar een hut in Roya. Niet zó’n lange tocht, maar toch weer een forse klim van ruim 900 meter. Wim stelde voor het traject in tweeën te knippen om het wat minder zwaar te maken. Ofwel om tot Auron te gaan en dan een dag later naar Roya. Er gingen echter ook bussen naar Auron en mijn idee was, om die te nemen en zodoende een stukje minder te klimmen. Het stuk naar Auron leek toch niet zo interessant en dan hoefden we de reserveringen niet te verschuiven. We kwamen niet tot een besluit en besloten om morgenochtend de knoop door te hakken.
Dag 10: Dinsdag 19 augustus 2008
Van Saint-Etienne de Tinée naar Auron
Vertrek: 8.15 uur – Aankomst: 11.30 uur
530 meter ⇑– 75 meter ⇓
Ok, we zouden níet smokkelen. Na het ontbijt belde ik de hut in Roya en daar konden we een nacht later ook terecht, dus gingen we te voet naar Auron. Eerst een eind parallel aan de Tinée en de autoweg het dal uit, tot aan het punt waar een andere autoweg omhoog zigzagde naar Auron. Daar ging ook het wandelpad naar boven. Het was geen fijne klim. Veel te steile stukken, erg warm en ook weer veel vliegen. Bovendien een slang op het pad, die een muis aan het verorberen was, maar dat was ook wel weer even een bijzonder moment. Ik werd gek van de haarspeldbochten waar geen eind aan leek te komen, maar tenslotte zagen we toch Auron onder ons liggen. Het uit de kluiten geschoten wintersportoord strekte zich aan weerszijden van ons uit. In welke hoek zouden we een hotel kunnen vinden? De route ging naar rechts, dus dat volgden we maar, op hoop van zegen. En even later zagen we op het dak van een groot pand, de naam van een hotel. Kamers met balkon zo te zien en 3 sterren. Dat leek ons wel wat en dat lag in een goeie hoek, dichtbij de route. We passeerden eerst een Logis de France hotel, 2 sterren, maar dat vonden we er wat minnetjes uitzien. Toen we echter bij het 3 sterren ding aankwamen, wachtte een teleurstelling. Beneden was alles dichtgetimmerd en boven waren alle ramen ingegooid. Dit had het duidelijk niet gered. Er pal achter lag nog een 3 sterren hotel. Het zag er wat gesloten uit, maar we gingen er toch even op af. Naast de ingang hing een prijslijst. Standaardkamer € 90, kamer met balkon € 140. Exclusief ontbijt. Dit vonden we belachelijk. Deze prijzen lagen ver buiten wat normaal is in deze omgeving. We dropen af naar het Logis de France hotel. Daar hadden ze nog een uitstekende kamer, met terras in de zon voor € 75. Dat leek er meer op!
Met zo’n mooi terras was het zonde om ergens wat te gaan eten. We zochten een supermarkt, haalden melk, brood en kaas en hebben heerlijk gepicknicked op ons eigen terrasje. De middag brachten we verder door met wat luieren en later nog even een bezoekje aan het centrum van Auron.
Behalve een stokoud kerkje was het helemaal niks. Een groot ongezellig plein met wild-west-achtige bebouwing eromheen. Nogal armoedig allemaal. Er waren wel heel veel zomeractiviteiten en daardoor was het voor een wintersportplaatsje best wel druk bevolkt in deze tijd van het jaar. Maar, niks voor ons. Wij gaan morgen gauw weer verder.
Dag 11: Woensdag 20 augustus 2008
Van Auron naar Roya
Vertrek: 9.15 uur – Aankomst: 12.30 uur
420 meter ⇑ – 520 meter dalen ⇓
We hoefden nu eens geen wekker te zetten. Maar ja, je wordt toch op tijd wakker, dus we waren al weer redelijk vroeg op pad. Het was maar één klim, naar de col de Blainon, en die was weer heel wat prettiger dan de klim van gisteren. Schitterend uitzicht weer boven en nu eens niet zo koud, dat je gelijk weer naar beneden moest. We namen dan ook rustig de tijd dit keer voordat we het dal van Roya indoken. Ook weer een zeer fraaie afdaling.
Je begon hier te merken, dat het landschap veranderde. Meer naar het noorden gingen de vlakkere stukken meestal door de kom van een bovendal, ergens in de buurt van een beek. Hier was het droger, werden de wanden steiler en liepen de paden veel meer langs zo’n steile wand. Als er al een beek was, stroomde die heel diep ergens onder je.
We kwamen bij de mooie hut van Roya precies op lunchtijd aan. Het terras zat helemaal vol en het zag er naar uit, dat de gasten nog maar net begonnen waren aan hun maaltijd. De patron gaf aan, dat we binnen konden eten of zeker een uur moesten wachten. Binnen was het onaangenaam warm, dus wij kozen voor wachten. In de tussentijd namen we een douche en installeerden we ons op het 4-persoons dortoir dat ons was toegewezen. Als we dat voor ons samen konden houden, zou dat wel fijn zijn. We waren voorlopig de enige gasten, maar het was natuurlijk nog wel erg vroeg.
Na ruim een uur maakte nog niemand aanstalten om te vertrekken. Maar een kwartiertje later gelukkig wel. Een uitstekend tafeltje en het eten was ook prima. Na het eten voelde ik wel voor een dutje in de schaduw, maar het idiote was, dat er nergens een geschikt plekje in de schaduw te vinden was! De schaduw van de paar huizen in het dorp viel allemaal precies op asfalt en de enkele schaduwboom die er was, stond op privé-terrein. Dan maar een poosje op het stapelbed. Daar was het in elk geval lekker koel.
Helaas, om een uur of 5 werd de rust verstoord. Er kwam een nieuwe gast bij en die moest natuurlijk bij ons op de kamer. Jammer, maar wéér een privé kamer in een hut was ook eigenlijk te mooi om waar te zijn. Het bleek een Nederlander die ook het laatste stuk van de GR 5 deed. Hij was vandaag in Saint-Etienne begonnen. Even wat ervaringen uitwisselen was toch ook wel weer gezellig. De klim naar Auron had hij geen probleem gevonden, maar hij was natuurlijk net begonnen en nog helemaal fris. De slang had hij niet gezien, maar de aangevreten muis wel, zei-ie!
Volgens internet verslagen was dit een hut waar je heel goed kon eten en na de ervaring met de lunch, hadden we ons daar wel wat van voorgesteld. Dat viel echter tegen. Het avondeten was net als in alle andere hutten die we hebben aangedaan: prut met een rietje. Nou ja, het was de laatste hut, als alles goed zou gaan.
Dag 12: Donderdag 21 augustus 2008
Van Roya naar Beuil
Vertrek: 8.00 uur – Aankomst: 17.00 uur
1000 meter ⇑ – 1035 meter ⇓
De bedden waren nogal Spartaans en dat had de nachtrust niet bepaald bevorderd. Onbegrijpelijk dat dat in zo’n mooie, na een brand in 2003 nieuw opgebouwde hut niet wat comfortabeler kan.
We moesten na de hut nog wat verder afdalen om een beek over te steken en klommen toen door een heel mooi, smal dal het Nationaal Park weer in. Op een bepaald punt werd het dal een smalle kloof, waar een dit keer weer goed gevulde beek zich doorheen stortte. Echt schitterend!
We passeerden een bergerie waar een enorme kudde schapen zijn vaste plek had. De hele ondergrond was er één grote mesthoop. We proberen altijd om onze schoenen toch een beetje schoon te houden, maar dat was hier volstrekt onmogelijk. En stinken! Echt afschuwelijk! We waren blij toen we dit gedeelte weer achter ons lieten.
Voor ons uit zagen we de col de Crousette dichterbij komen. We zagen ook onze slaapgenoot daar een kleine pauze houden, maar zijn voorsprong was te groot. Toen wij op de col arriveerden was hij alweer een heel stuk verder, op weg naar het hoogste punt van vandaag.
Daar kwamen wij een half uurtje later ook overheen en het uitzicht was werkelijk verbluffend. Hier kon je echt duidelijk zien, dat je in de Mediterrane Alpen was aangekomen. Scherpere, dichtbeboste bergruggen met veel steilere hellingen dan in het noordelijker gebied. Als je de graat verder omhoog volgde, kwam je op een topje van waar af je het eerste uitzicht op de Middellandse zee zou hebben. Maar dat topje hebben we toch maar laten liggen. Die zee zouden we later wel zien. Wij gingen lekker naar beneden. Het was wel een erg kaal stuk, één grijze steenvlakte, maar het pad liep prima en we genoten van het uitzicht over de voor ons uit geleidelijk lager wordende Alpen.
Op de volgende col, die een eind lager lag, zodat we nu eens van boven af naderden, troffen we Michiel. Zo had Wim hem om de een of andere reden genoemd, want we hadden geen namen uitgewisseld en het beestje moet tóch een naam hebben. Michiel ging van hier af naar de volgende hut die in het Parc de Mercantour, op de GR 5 ligt. Wij zouden hier een stukje van de route afgaan naar het plaatsje Beuil, zodat we vannacht weer een hotel zouden hebben. Door Beuil loopt de GR 52 die ons overmorgen, na een rustdag, weer op de 5 zou brengen, zonder al te veel omweg zoals het op de kaart leek (maar dat zou wel een beetje tegenvallen!)
We volgden nu gele strepen, totdat we na 1,5 uur in Beuil aankwamen. Daar zagen we inderdaad weer rood-wit, dus dat zou in elk geval goed gaan. Nu nog het hotel zien te vinden.
In verband met de onderbreking in Auron hadden we de reservering ook hier een nacht opgeschoven. Dat was overigens niet zonder slag of stoot gegaan. Eerst was de kamer met bad die we zouden hebben op vrijdag niet beschikbaar en zei de dame aan de telefoon, dat het vrijdags niet zou kunnen . Toen bleek er wél een kamer met douche te zijn voor 2 nachten en dat was wat ons betreft natuurlijk ook prima, want die rustdag wilden we er graag inhouden Bij het hotel aangekomen zagen we nu, dat een deel van de kamers een balkon had. Dat leek ons wel prettig op een vrije dag. Maar de gereserveerde kamer bleek geen balkon te hebben. Op ons aandringen bleek er echter wel eentje vrij. Kennelijk word je als wandelaar voor armoedzaaier aangezien, want ze waren duidelijk bang, dat die te duur voor ons zou zijn. Toen dat misverstand uit de wereld was, kregen we de sleutel van een mooie, grote kamer, mét balkon en zowaar ook met bad. Toch wel heel fijn na zo’n tocht!
Het was een heel prettig hotel. Met vriendelijke mensen en een gezellig restaurant, waar we heel goed gegeten hebben. Alleen de stop van de wastafel was weer eens lek. Goed dat we een bad hadden als alternatief voor het wasje.
Rustdag: Vrijdag 22 augustus 2008
Lekker luieren in Beuil
Ook het ontbijt was hier in orde, al was het nog niet het niveau van een Reichhaltiges Frühstücksbuffet. Wéér geen eitje, maar in elk geval wel een stukje kaas en worst.
Op weg terug naar de kamer, kwamen we langs een washok waarvan de deur openstond. Ik piepte even naar binnen en zoals ik al hoopte, stond er naast de wasmachine een heel grote zak met waspoeder. Dat was nog eens boffen. Ons flesje was bijna leeg. Ik ging het gauw halen en aangezien er niemand was om het netjes te vragen, heb ik het een beetje wederrechterlijk bijgevuld. Zo was een potentieel probleem bij voorbaat opgelost.
Nu werd het tijd om het dorpje te bezichtigen. Het was kleiner dan we gedacht hadden. Het winkelaanbod was beperkt, maar bood alles wat we nodig hadden. Pijnlijker was het feit, dat er geen bank of geldautomaat was. We hadden in Barcelonnette voor het laatst bijgetankt en er wel op gerekend, dat dat hier weer zou kunnen. Nou ja, we konden nog wel even vooruit en overmorgen zouden we weer in een wat grotere plaats aanleggen.
Beuil was verder wel een beeldig dorp, over een bult heen gebouwd, wat spannende straatjes en steegjes opleverde. Bij de VVV hadden ze weer 0,0 informatie over hotels op het vervolg van de route, dus dat moesten we maar weer zelf uitzoeken. Wel pikte ik er een dienstregeling mee van een bus die door de Gorges de Cians naar een volgend plaatsje ging. Even leek het er op, dat we ’s middags met de bus dat tochtje konden maken. Maar gelukkig zagen we op tijd, dat de bus die we dan terug wilden nemen, alleen op donderdag en zaterdag reed. En aangezien er geen andere bus op vrijdag ging, kon dit plannetje niet doorgaan.
Later in de middag regelde ik hotels voor morgen in St-Sauveur-le-Tinée en in Aspremont voor de laatste nacht. In St-Dalmas-Valdeblore, overmorgen waren 2 hotels en we besloten daar op de bonnefooi heen te gaan. Nu Utelle nog, dat was de lastigste. We hadden alleen een telefoonnummer en in een internetverslag hadden we gelezen, dat het hotel niet meer zou bestaan. Toch maar even dat nummer bellen. Ik kreeg een oude dame aan de lijn, die daar niet over ging en verzocht terug te bellen. Dat deed ik voor het eten, maar weer zonder succes. Dat beloofde niet veel goeds! Na het eten nog een poging. Nu was het een man, die zei dat hij wel een appartement beschikbaar had voor 1 nacht. Dat leek me ook uitstekend, altijd beter dan weer een hut. Het restaurant zou op maandag dicht zijn, maar de man bood aan een dagschotel klaar te zetten, die we in de magnetron konden zetten. Klonk prima allemaal, dus ook Utelle was nu geregeld. We konden met een gerust hart gaan slapen.
Dag 13: Zaterdag 23 augustus 2008
Van Beuil naar Saint-Sauveur-le-Tinée
Vertrek: 9.15 uur – Aankomst: 17.30
700 meter ⇑ – 1600 meter ⇓
Van de tocht naar St-Sauveur hadden we geen beschrijving, omdat we van de route waren afgeweken. Inmiddels hadden we gezien, dat we ook hier een col over moesten. Daarna gingen we langs een wandje naar Roubion, waar we op een heel mooi punt een terrasje vonden voor een omelet.
De dorpjes leken steeds schilderachtiger te worden!
Roubion was echt een plaatje, met prachtig gerestaureerde huizen, hoog boven het dal, aan de ingang van een diep zijdal. Aan de overkant van dat zijdal zag je nog zo’n arendsnest liggen.
Dat was Roure en daar moesten wij naar toe. Maar dat was makkelijker gezegd dan gedaan. Het pad ging eerst heel ver het zijdal in, toen een fors stuk omlaag, de beek over, weer omhoog en daarna over een supersmal paadje eindeloos kronkelend langs de wand aan de overkant, het dal weer uit. Na elke bocht die de wand maakte, zag je weer de volgende bocht. Zelfs toen we Roure weer in het vizier kregen, duurde het nog een héle tijd voor we echt in het plaatsje waren. We vonden er een mooi hotel, maar ja, we moesten nog verder, dus we namen er alleen een glaasje fris en gingen daarna als een speer naar beneden, nog even 954 meter dalen.
Saint-Sauveur was het hoofdplaatsje van het middendal van de Tinée. De voorzieningen waren er echter nogal mager. Slechts één sterrenloos hotel dat er niet geweldig uitzag en wat erger was, een bank zonder geldautomaat. Daar had je op zaterdagavond niet zo veel aan. We telden ons geld. Wim had niks meer en ik nog € 120. En het hotel zag er niet bepaald naar uit, dat je er met creditcard terecht kon. Sterker nog, je kon er helemaal niet terecht! Bar en restaurant zaten op slot en er was geen mens te bekennen. We overwogen nog even om de bus naar Auron te nemen, maar omdat we geen idee hadden hoe laat we dan morgen weer terug konden, lieten we dat plan weer snel varen. Toch nog eens bij het hotel proberen. We gingen een donkere trap op en kwamen bij een hok waar “Réception” op stond. Juist toen ik op het idee kwam om het telefoonnummer te proberen, kwam er een ontzettend zware man aanpuffen, die de patron bleek te zijn.
Eén probleem opgelost. De kamer was supersimpel, de badkamer daarentegen fonkelnieuw en de prijs was € 62 inclusief ontbijt. Als we het eten eenvoudig hielden – wat hier niet zo moeilijk leek te zijn – moesten we het kunnen redden.
Een 3-gangen menu was inderdaad spotgoedkoop: € 12 en daarvoor had je een halve meloen cq. bordje charcuterie, een prima cordon blue en een ijsje toe. Een halve liter wijn voor € 4 en zo hielden we zelfs nog geld over!
Dag 14: Zondag 24 augustus 2008
Van Saint-Sauveur-le-Tinee naar Saint-Dalmas-Valdeblore
Vertrek: 8.45 uur – Aankomst: 14.00/14.30 uur
900 meter ⇑ – 100 meter ⇓
Saint-Sauveur lag op 469 meter en zo diep waren we nog niet geweest. We waren in Modane op 1060 meter begonnen en dat was tot nu toe het laagste punt. Het volgende dorp, Rimplas lag weer op 1016, dus we konden gelijk weer aan de bak. Na een terrasje in Rimplas moesten we een eindje zakken en daarna verder omhoog naar Saint-Dalmas. Op de kaart leek het een flinke plaats, maar in het echt hadden we het al snel gezien: als er in Saint-Sauveur al geen geldautomaat was, dan hier zéker niet! En van die 2 hotels was ook geen spoor te bekennen. We informeerden in een bar. Bij de naam van het eerste hotel maakte de man een wegwerpgebaar wat zoveel betekende als dat dat al láng niet meer bestond, maar het 2e hotel gaf een positievere reactie. Het lag wel een halve kilometer buiten het dorp, maar dat was te doen.
Toen we er na 10 minuutjes aankwamen, we liepen niet zo snel want het was vandaag voor het eerst echt héét, waren we helemaal gerustgesteld. Het zag er prima uit en hier zou je ook wel met creditcard kunnen betalen. Na het bad en een piepklein slaapje legden we ons financiële probleem voor aan de eigenares van het hotel. Want ja, al konden we hier met creditcard terecht, morgen in Utelle zou dat ongetwijfeld niet het geval zijn, dus we moesten nu toch écht aanvullen. Dat zou volgens de patrones kunnen in Saint-Martin, een stadje op 15 kilometer afstand in het dal van de Vésubie. Er zat niks anders op dan een taxi te bestellen en dan maar hopen dat de automaat in bedrijf was, anders konden we hem niet eens betalen!
Het was een mooie rit naar Saint-Martin en het was een erg leuk, levendig plaatsje. Jammer dat we er niet langer konden blijven, maar 2 keer een taxi laten komen werd waarschijnlijk wat al te kostbaar, dus terwijl wij om de beurt het maximum bedrag tapten, lieten we heel decadent de chauffeur even wachten. Op de terugweg zette hij ons af bij het kerkje van Saint-Dalmas, zodat we dat nog wat beter konden bekijken. Hoewel het een monument was, was het van binnen niet echt spectaculair. Maar ja, een stukje cultuur moet je af en toe ook even meepakken.
Dag 15: Maandag 25 augustus 2008
Van Saint-Dalmas naar Utelle
Vertrek: 8.00 uur – Aankomst: 19.30 uur
950 meter ⇑ – 1350 meter ⇓
Nog 2,5 dag naar Nice! Je zou denken dat we er nu bijna waren, maar vandaag zou volgens alle verslagen het zwaarste traject van de hele route zijn. Netto wandeltijd 8 uur en 10 minuten – althans volgens het boekje, onze ervaring was dat het meestal méér was – 950 meter klimmen en een afstand van bijna 25 kilometer, wat écht heel veel is in dit berggebied. Gelukkig was het vandaag niet zo warm. Gisteren was het snoeiheet en benauwd geweest en onder die omstandigheden zouden we vandaag absoluut bezweken zijn. Van de hitte en de dorst.
Het begin ging prima. Tot aan Le Petrus, een stevig rotsblok, klopten de aangegeven tijden perfect. Daarna begonnen we uit te lopen. In de buurt van Le Petrus zagen we heel in de verte voor het eerst iets, wat de zee zou kunnen zijn. Later op de dag kregen we hetzelfde panorama weer in beeld en toen was het duidelijk. Dáár was het, La Mediteranée! We roken het einddoel.
Vandaag kwamen we door volkomen niemandsland. Geen enkel huis in kilometers omtrek en alleen rondom het middaguur staken we een uiterst onbeduidend autoweggetje over. Daar was gelukkig een bron die rijkelijk vloeide en in de tijd dat we onze lunch gebruikten, kwamen er 2 auto’s langs, die bij elkaar hoorden. Ook wandelaars waren hier niet meer te bekennen. We waren hier volkomen aan onszelf overgeleverd en toen het echt moeilijk werd, begon dat besef aardig te drukken. Dat was tegen een uur of 5. Tot dan toe had ik gedacht, dat de zwaarte van het traject vooral in de enorme afstand zat. Om half 5 moesten we de laatste 150 meter klimmen en dat was nog best te doen, dus het leek mee te vallen. We moesten naar de Brèche de Brec. We wisten niet wat dat was, maar dachten dat het wel weer een col zou zijn. Voor ons gevoel hadden we al veel meer dan 150 meter geklommen, alsmaar zo’n 20 à 30 meter onder een graat langs, en we snapten niet waar die col nou toch bleef, toen we eindelijk een opening in de graat zagen. Dat zou het wel zijn. Over het randje kijkend draaiden onze magen echter om. Het ging loodrecht een peilloze afgrond in! Hier kon je absoluut niet afdalen. Maar waar dan wel? Nergens! We moesten helemaal nog niet afdalen, Het pad bleef aan dezelfde kant van de graat en ging gewoon verder omhoog. Nou ja, gewoon. Het werd hier een echt klauterpaadje, dwars door de rotsen naar een topje toe. Wat was dit nou weer. We hoefden toch geen toppen te beklimmen? Er zat echter niks anders op dan het teken verder te volgen, in de hoop dat we toch bijna op het hoogste punt zouden zijn. Maar het paadje ging alsmaar hoger. We hadden het echt helemaal gehad. Achter ons rommelde al enige tijd een onweersbui en de twijfel of dit eigenlijk wel het goeie pad was sloeg toe. Het teken was wel duidelijk genoeg, maar zó’n rotsklomp oversteken was op de hele GR 5 nog niet voorgekomen. Dat deed je een argeloze wandelaar toch niet aan!
Uiteindelijk kwamen we vlak onder de top van de Brec d’Utelle, de hoogste rots uit de wijde omgeving. We snapten nu ook wat Brèche betekende. Toch inderdaad een bres, maar dan in de top van een berg, die dus gespleten was. Door die spleet liep het pad en daar begon eindelijk de afdaling. Geen eenvoudige, maar na die klauterpartij kon dit er ook nog wel bij. De schrik sloeg nogmaals toe toen Wim onderuit ging. Hij zag sterretje van de pijn in z’n elleboog, maar er was gelukkig niks gebroken en toen de sterretjes waren opgetrokken, gingen we voorzichtig verder.
Het onweer bleef godzijdank achter ons dreigen, maar het begon wel te regenen. Capes waren niet nodig, wel de rugzakhoezen.
Zo kwamen we om half 8, na 11,5 uur stevig doorlopen aan in Utelle. Het eerste gebouw van het dorp was ons tot appartementencomplex omgebouwde hotel. Dat was een meevaller.
We kregen de sleutel van een werkelijk prachtig appartement. Je moest weliswaar zelf het bed opmaken, maar het was veel mooier dan we verwacht hadden! Heerlijk, die enorme ruimte voor jezelf na zó’n dag. En het bad was echt verrukkelijk. We waren eigenlijk te moe om te eten, maar hebben de schotel toch maar in de magnetron gezet. Dat smaakte toch wel lekker, met een heerlijke fles wijn erbij. Nu moest er een keertje afgewassen worden, maar we hadden niet veel vuil gemaakt en zonder af te drogen – bij gebrek aan theedoek – rolden we ons bed in. We hadden het weer overleefd!
Dag 16: Dinsdag 26 augustus 2008
Van Utelle naar Aspremont
Vertrek: 9.00 uur – Aankomst 14.30/17.00 uur
900 meter ⇑ – 100 meter ⇓
Vandaag de laatste pittige tocht naar Aspremont. De lucht was weer helemaal opgeklaard en het was ontzettend warm. Nu al, om half 9!
Utelle was ook weer zo’n mooi gerestaureerd bergdorp. Prachtig gelegen boven het dal van de Vésubie. Ons pad ging gewoon verder zoals we gisteren waren geëindigd. Smal en kronkelend langs de bergwand. Lange stukken op en neer op vrijwel gelijke hoogte en dan ineens weer steil omlaag. Diep beneden ons waren de Gorges de Vésubie, maar daar zag je niks van.
We passeerden een kapel met ruïnes van waarschijnlijk ooit een kloostertje en bereikten om een uur of half één de bodem van het dal, waar de autoweg liep. Daar hadden we om half 12 al moeten aankomen. We liepen weliswaar niet snel, maar het boekje was echt veel te krap bemeten. Vanaf dit punt was het 400 meter klimmen naar Levens en daarna nog ruim 3 uur lopen naar Aspremont. We rekenden uit dat we in ons tempo en bij deze hitte wéér pas na 7 uur zouden aankomen. En dat terwijl de vermoeidheid van gisteren nog behoorlijk in onze benen zat. We vroegen ons af, of we hier nog zin in hadden en het antwoord was duidelijk: nee dus.
Er waren 2 mogelijkheden. Hier vandaan de bus pakken naar Nice en daar overstappen naar Aspremont, of doorlopen naar Levens, daar een hotel zoeken en morgen verder. We hadden nog één reservedag, alleen hielden we dan geen dagje Nice meer over. We kozen toch voor het laatste en begonnen aan de bloedhete klim naar Levens, waar we even tegen half 3 aankwamen. Althans, op de weg onder het stadje dat weer hoog tegen een helling aangeplakt was. Waar zouden die 2 hotels zijn die in ons Logis de France gidsje stonden? Ik belde het eerste adres. Antwoordapparaat. Ik begreep eruit dat ze op dinsdag en woensdag gesloten waren, dus dat schoot niet op. Het 2e nummer nam wel op, maar voordat ik had uitgelegd dat we wandelaars waren en aan de voet van het dorp stonden, werd ik al onderbroken. Ze zaten helemaal vol. Oef, dat was een streep door de rekening!
Een klein stukje terug hadden we een bus zien staan, zo te zien op zijn beginhalte. Die dan maar nemen? We liepen snel terug. Als hij maar niet al vertrokken was. Dat was-ie niet, maar hij stond wel op het punt om te gaan rijden. We konden nog net mee. Helaas ging de route niet via Aspremont. We moesten mee tot Nice, daar overstappen op de tram naar het noorden van de stad en vervolgens met een andere bus weer de bergen in. Het sloot allemaal precies aan, maar desondanks deden we er 2,5 uur over om het stukje van circa 11 kilometer te overbruggen. De hele weg heb ik mijn schoenen bestudeerd, want ik wilde Nice en de zee niet zien, vóór de tijd daar was. Ze waren inmiddels behoorlijk stoffig geworden, die schoenen!
De kamer in het hotel was ontzettend klein. Je wist nauwelijks waar je met je rugzak heen moest! Er was wel een zwembad en dat lag werkelijk prachtig. Vanuit het water had je een schitterend uitzicht op de heuvels van de Costa Brava en de zee in de verte, die nu veel duidelijker te zien was. Ik zag dat mooie uitzicht overigens pas toen ik heel voorzichtig het werkelijk ijskoude water in was gezakt en na het eerste baantje omkeerde. De verrassing was heel groot. Dat móést op de foto en ik bleef net zo lang rondjes draaien tot Wim met het toestel kwam.
’s Avonds aten we voor het eerst lekker op een terras, tegenover ons hotel. Het was op een soort balkon over de, ook hier weer steile wand van de helling gebouwd. We zaten er heerlijk. Weids uitzicht op de rivier in het dal onder ons. Van lieverlee gingen alle lichten aan op de helling aan de overkant. En dat waren er héél veel. Na al het niemandsland wat we tot nu toe gehad hadden, waren we heel nadrukkelijk weer in de bewoonde wereld aangekomen. Hier in de kuststreek was werkelijk ieder plekje bebouwd.
Dag 17: Woensdag 27 augustus 2008
Van Aspremont naar Nice
Vertrek: 9.15 uur – Aankomst: 12.45 uur +1
200 meter ⇑ – 700 meter ⇓
Niet te geloven, maar vandaag zou dan toch echt de laatste dag zijn. Dat gaf een beetje een dubbel gevoel. Enerzijds heerlijk dat we het nu af zouden ronden. Zeker na de laatste dagen begonnen we een beetje last van alpenkolder te krijgen met al dat steile gedoe. Anderzijds betekende het ook het bijna-einde van de vakantie en dat was natuurlijk wel jammer. Maar ja, aan alle goede dingen komt een eind en voorlopig was het nog niet zo ver. Eerst moesten we natuurlijk nog een laatste colletje over. Dat stelde niet veel voor en toen we over het randje konden kijken, was het heerlijk om de zee nu zo goed te kunnen zien. Het vervolg ging over een graat waarop je die zee telkens dichterbij zag komen. Geweldig! We vonden het trouwens knap van de route-uitzetters dat ze nog een pad hadden gevonden, dat door de natuur ging. Hier op de graat was geen enkele bebouwing en dat hadden we eigenlijk niet verwacht voor dit laatste stuk.
Aan het einde van de graat stond je nog steeds op ruim 300 meter hoogte en zag je voor het eerst ook de stad Nice aan je voeten liggen. De allerlaatste afdaling!
Nauwelijks in de bebouwde kom aangekomen, raakten we het teken al kwijt. Dat was jammer, want al zouden we zee zó ook wel kunnen vinden, we wilden wel graag uitkomen op het officiële eindpunt. We hadden echter alleen maar een afsnijdweggetje gemist en kwamen met een grote haarspeldbocht al snel weer op de route terug. Nu beter opletten! Maar de kwaliteit van het teken was duidelijk een stuk minder hier. Met behulp van de plattegrond van Nice, die we in Aspremont op de kop hadden getikt, en ons behoorlijk getrainde richtinggevoel, kwamen we feilloos uit op het Place Alex-Médecin. Hier stopt de markering en hangt een onooglijk bordje dat aanduidt dat de GR 5 hier begint. Wat niet eens klopt, want hij éindigt hier en de afstand die er op staat is ook niet juist.
Hemelsbreed is het misschien 1200 kilometer, maar wij hebben er 2070 geteld. Desondanks moest het bord natuurlijk op de foto, zoals alle GR 5 wandelaars schijnen te doen.
Vanaf dit plein was het nog ongeveer 3 kilometer naar de kust. Een groot deel daarvan gaat door een brede, autovrije winkelstraat. Daar namen we nog een keer een omelet waar we wel héél erg lang op moesten wachten, maar die érg lekker was. Daarna kwamen we vlak langs het station, waar ook een VVV zat. We gingen toch maar eerst achter een kamer aan en het kostte het meisje van de VVV best wel wat moeite om een geschikt hotel te vinden, waar we voor 2 nachten terecht konden. Het werd Villa Victoria en de reservering was een half uur geldig. Dat loste het probleem of we eerst naar de zee of eerst naar de kamer zouden gaan gelijk vlekkeloos op. Eerst naar de kamer dus. Hij was wel erg duur, maar we waren bijzonder in onze nopjes met dit hotel. Kamer aan de achterkant, boven een mooie tuin, superstil, airconditioning, koelkastje, waterkoker met koffie en thee, alles er op en er aan!
Wim wilde eerst opfrissen en dan het laatste stuk, maar mijn idee was om in vol ornaat het water in te gaan en dán op de foto. We zaten maar een paar honderd meter van de boulevard en vonden al snel een stukje openbaar strand. Wat een drukte hier! Tussen de blote lijven door gingen we richting water. Het was een kiezelstrand en toen ik op mijn blote voeten de zee in wilde gaan, viel dat wel een beetje heel erg tegen. Het was absoluut niet te doen! Gelukkig had ik mijn gymschoentjes meegenomen in de rugzak en die heb ik maar aan het zoute water prijsgegeven. Zo ging het stukken beter.
De foto heeft een beetje tegenlicht, maar mijn droom ging in vervulling: met kleren en al en schoenen in de lucht. De man die vlakbij in het water lag keek belangstellend toe. Je realiseerde je nu eigenlijk pas, dat je al die jaren naar Nice loopt, dat de plaatselijke bevolking overal weet dát je naar Nice onderweg bent, maar dat hier, op het eindpunt nog nooit iemand van de GR 5 heeft gehoord. Hier tellen alleen de badgasten.
Onder mijn wandelkleren had ik mijn badpak aangedaan, dus er kon ook nog even gezwommen worden. Het water was een stuk aangenamer dan gisteren in het zwembad van Aspremont! Bijna lauw zelfs.
’s Avonds was het natuurlijk weer buiten eten, in een restaurantje in de buurt. Het was hier echt volop zomer. Heerlijk.
Laatste dag: Donderdag 28 augustus 2008
De toerist uithangen in Nice
Na het uitgebreide ontbijtbuffet in de tuin gingen we op ons gemak de stad in. We liepen eerst naar het grote, langgerekte plein dat aan de oude stad grenst. Een heel mooi plein met bloemperken, palmen en prachtige fonteinen, omzoomd door grote, luxe hotels. Absoluut een plein met allure, zoals ook geldt voor de boulevard en de winkelstraten waar we gisteren al geweest waren.
Heel anders is de sfeer in de nauwe straatjes van de oude stad. Erg toeristisch natuurlijk, maar heel gezellig. Het zijn allemaal terrasjes en winkeltjes, vooral veel zeep en kruidenzaakjes. Echt markante gebouwen zijn er niet. Geen stadhuis, kathedraal of waag, alleen de Opéra springt eruit. Wel is er een kasteel, of ruïne van een kasteel, dat weten we eigenlijk niet, want dat lag hoog op een rots. En daar hadden we even geen zin in!
In de haven lagen de jachten. Dé jachten! Allemachtig, wat een knijters. En dan te bedenken dat het in andere badplaatsen hier aan de kust nog veel erger is.
We dwaalden verder door de stad, namen nog een duik in zee en zochten ’s avonds weer een terrasje in de buurt van het hotel. Daar zaten we halverwege ons menuutje toen 2 agenten het plein op kwamen drentelen. Op een hoek bleven ze wat om zich heen staan kijken. Luizenbaantje, denk je dan. Maar nee hoor, ze stonden op werk te wachten. En dat diende zich al heel snel aan. Een pizzaboy kwam met zijn brommer het plein opknetteren en was onmiddellijk de klos. Er kwam een boekje tevoorschijn en één van de agenten begon te schrijven, terwijl de ander toekeek en de pizzajongen verschrikkelijk stond te balen. Wat de agent allemaal opschreef mag Joost weten, maar het duurde eindeloos. Op een gegeven moment werd de aandacht afgeleid door een rookwolkje, dat naast dit tafereel opsteeg. Juist toen dat wolkje wat aanzwelde tot een flinke pluim, hoorden we al een sirene gieren. Dat kon toch niet zo snel al voor dit wolkje zijn! Maar jawel, daar kwam een grote rode brandweerauto de hoek om scheuren. Vier brandweermannen sprongen eruit en stortten zich op de rookwolk. Even later kwam er een 2e brandweerwagen met loeiende sirenes bij. Die had al snel in de gaten dat-ie overbodig was en droop af.
Nu was ik toch wel erg nieuwsgierig geworden wat hier allemaal aan de hand was en aangezien mijn lasagne op was, ben ik erop afgegaan. Midden op straat lag een flinke berg afval te roken naast een omgegooide vuilcontainer. Twee brandweermannen stonden met harken het vuil uit elkaar te trekken, terwijl de twee andere mochten spuiten. En dat was alles!
Ik voegde me weer bij Wim voor een kopje koffie en ook de brandweermannen hielden het voor gezien, nagezwaaid door diverse gasten van het terras. Ze zagen er zelf de lol wel van in en zwaaiden vrolijk terug. Intussen stond de agent nog steeds te schrijven! Ik had graag gezien hoe het afliep, maar hoewel ik het spektakel voortdurend in de gaten hield, heb ik het toch gemist. Ze waren ineens allemaal verdwenen.
Al met al was het een buitengewoon boeiende maaltijd!
Slotdag: Vrijdag 29 augustus 2008
Van Nice naar Rotterdam
Vertrek: 10.42 – Aankomst: 21.45 uur
We namen afscheid van Villa Victoria. Alles werd voor de laatste keer in de rugzak gepakt. De trein ging om 10 over half 11, maar we waren vroeg en het station was vlakbij. Omdat je verder toch niks meer te doen hebt, zijn we er vast heengegaan en hebben ruim een uur naar de TGV’s zitten kijken die hier langskwamen. In de trein zaten we wéér achteruit. Maar het was nog niet druk, dus ik zocht een andere plek, aan de zeekant. Daar had je het eerste uur een prachtig uitzicht op de kust. Wat een mooie baaien en wat is dat water toch ontzettend blauw. De trein leek overigens wel een stoptrein in plaats van een TGV. Langs de kust deden we diverse badplaatsen aan en het werd steeds voller. Pas na een uur gingen we het land in. Althans, dat dachten we, want we zagen de zee niet meer. Maar nog eens 3 kwartier later passeerden we een zeer grote stad en toen we daar door het station heen raasden, zagen we nog net Marseille op het bord staan. We zaten dus nog steeds langs de kust! Maar na Marseille gingen we dan toch echt naar het Noorden.
Bij Avignon, zag je het pauselijk paleis goed liggen in de verte, want we gingen nog steeds op gewone Intercity snelheid. Maar daarna ging het volle kracht vooruit. We waren na 2,5 uur nog steeds diep in Zuid-Frankrijk, maar zouden nu over 3 uur in Parijs zijn. En dat klopte precies. Kwart over 4 kwamen we aan op het Gare de Lyon. Daar namen we gelijk de metro naar het Gare du Nord, waar we royaal de tijd hadden om de Thalys van half 6 te halen.
Zo kwamen we iets over half 10 op het Centraal Station aan. Jammer dat die Thalys niet op de Blaak stopt! Nu moesten we nog met de stopper terug. Tja en toen zat het erop. Het was een geweldige tocht geweest. Erg zwaar inderdaad, maar het was gelukt en daar zullen we met een heel voldaan gevoel nog vaak aan terugdenken.