Juni-Juli 2003
11 dagen langs de GR5 door de Haute-Savoie
van Saint Cergue naar Les Contamines-Les Hameaux du Lay – 180 kilometer
Dag 0: Vrijdag 27 en zaterdag 28 juni 2003
met de auto naar Saint Cergue
Kwart over 10, tijd om te vertrekken! Het was 20⁰, heerlijke temperatuur dus. Van files hadden we nauwelijks last, behalve de gebruikelijke opstopping bij Brussel, waar de autobaan naar de Ardennen afbuigt. Rond een uur of 4 bereikten we via een heel mooi weggetje ons eerste hotel in Gorze. De eerste drie nachten hadden we vooruit geboekt. Een rustig idee.
Hotel Lion d’Or, in een mooi oud pand gevestigd met een heerlijke tuin, kenden we van de wandeling van drie jaar geleden. We herinnerden ons de mooie entourage en de heerlijke keuken en keken uit naar het weerzien. Toevallig kregen we nog dezelfde kamer ook. Jammergenoeg vertoonde het weer net als de vorige keer een dipje, maar met een trui aan konden we voor het eten toch nog even lekker in de tuin zitten.
De volgende ochtend waren we alweer vroeg op pad en na wat uitstapjes onderweg kwamen we weer rond vieren in Les Rousses, waar we in hetzelfde hotel sliepen als 8 jaar geleden, Nadat we de tas hadden uitgeladen, gingen we weer op pad. Richting Zwitserland, nét over de grens, naar Saint-Cergue om precies te zijn. Daar waar we 8 jaar geleden onze tocht naar Nyon in de stromende regen hadden afgebroken. We herkenden het plaatsje nauwelijks, nu het zo in de zon lag te baden.
Vóór een luxe appartementsgebouw vonden we een ruime parkeerplaats. Weliswaar met weinig schaduw, maar wel met vermoedelijk enige sociale controle. Hier konden we de auto morgen wel achterlaten, vonden we. Het vervolg van de route hadden we ook al snel gevonden, dus alle voorbereidingen waren wel zo’n beetje rond. We konden terug naar het hotel voor een badje en een heerlijk hapje eten op het terras. Met de wekker op kwart voor 7 stapten we in bed.
Dag 1: Zondag 29 juni 2003
Van Saint Cergue naar Armoy
4,5 uur
Op een briefje stond precies wat we allemaal moesten overladen in de rugzakken. Het liep allemaal gesmeerd. Alleen de parkeerplaats, dat was een tegenvaller. Op zondagochtend hadden blijkbaar vele Zwitsers het plan opgevat om vanuit St.-Cergue te gaan wandelen. Het terrein stond bijna helemaal vol! Eén plekje was er nog over, minder mooi dan we bedoeld hadden, maar vooruit, het kon ermee door. Sokken en schoenen aan, rugzakken op, nog één keer het briefje controleren, auto op slot en wegwezen.
Nouja, eerst nog een kop koffie. Het was half 10 en we hadden tijd genoeg. De boot naar de overkant van het meer van Genève ging pas om 10 over half 4 en het was maar 12 kilometer naar beneden. Maar na de koffie gingen we dan toch echt van start. Na de laatste huizen dook het pad de helling af, het bos in, nadat we eerst nog een mooi uitzicht hadden op het meer van Genève. Wel wat wazig door de warmte, maar je kon goed zien waar we heen moesten.
Al gauw was duidelijk, dat we op een Romeinse weg liepen. Echt lekker liep dat niet overigens, die grote gladde keien, maar het is toch altijd wel bijzonder. En het was niet zomaar een paar meter, maar echt een hele afstand Romeins. Behoorlijk steil ook af en toe. We waren dan ook al vrij snel aan de voet van de heuvel, vanwaar het veel geleidelijker verder afdaalde naar het meer. Via het dorpje Trélex, dat zowaar een hotel met koffietuin te bieden had.
In Nyon ploegden we ons door wat buitenwijken heen richting station en centrum. Ook hier herkenden we niet zo veel van. We deden er ook geen moeite voor en stoven in één keer door naar een aardig pleintje, waar we vlakbij het kasteel en vóór Hotel du Bourg op een terras neerdaalden. We aten er iets, voordat we langs een trap verder afdaalden naar het meer.
Daar was het een drukte van belang. Een prachtige boulevard met bankjes en bloemen. Nu eerst eens kijken of het allemaal klopte met die verbindingen en tijden die we hadden uitgezocht. Ja hoor, en kaartjes kopen lukte ook, al nam ik per ongeluk eerste klas, omdat ik niet zo gauw op het woord “deuxième” kon komen. Voor die prijs kun je met de auto vijf keer om het meer heen rijden, maar vooruit. Op een van de weinige schaduwbankjes hebben we geluierd tot het tijd was om in te schepen. Heerlijk was het om dan eindelijk over te varen. Het liep precies zoals we het al jaren in ons hoofd hadden!
Om 10 over half 5 arriveerden we in Thonon. Oef, nu naar boven. Het plaatsje lag op zo’n 50 meter boven de haven, dus dat kwam er ook nog even bij. Via een steil pad met trappen. Halverwege bleek er ook een tandradbaantje te gaan, maar dat zou flauw geweest zijn, hielden we onszelf voor.
De route begon officieel vanaf het station. Enige aarzeling en verwarring, maar onze intuïtie en de hulp van een voorbijganger brachten ons daar zonder echte problemen naar toe. Achter het station lachte het rood-witte teken ons toe. Na nog één flink glas orangina om ons moed in te drinken, gingen we er achter aan.
Er was slechts één probleem. In het boekje stond dat hier meerder GR’s liepen en nergens bleek uit dat dit “onze” GR5 was. De beschrijving klopte ook niet met de werkelijkheid waar we in liepen. Daardoor had ik voortdurend het gevoel, dat we het verkeerde spoor volgden. Onzin, volgens Wim. En hij had gelukkig gelijk, maar het eerste half uur liep ik niet echt lekker. Toen bleek de tekst weer exact te kloppen en was ik helemaal gerustgesteld.
Het volgende probleem was mijn schoeisel. Ondanks zorgvuldig uitproberen van allerlei soorten en maten van wandelsokken, bleken ze te dun en mijn schoenen dus te ruim. Het schuurde al een tijdje en halverwege de klim schoot er een blaar op rechts. Daar moest echt eerst een pleister op. Verder liep het allemaal prima en we waren inderdaad binnen de 2 uur, vanaf de orangina gemeten, in Armoy. Het hotel was snel gevonden en zag er geweldig uit. Weer een heel grote kamer en een heerlijk balkon. De canard die op het menu stond konden we zowaar vervangen door een biefstuk, dus we waren weer dik tevreden.
Dag 2: Maandag 30 juni 2003
Van Armoy naar Vacheresse – 5 uur en 3 kwartier
We wilden graag vroeg vertrekken en stonden om half 8 voor de ontbijtzaal. Die zat op slot. De stoelen stonden nog op de tafels en een stevige dame liep te bezemen. Gelukkig begreep ze al snel ons probleem. We konden naar de kamer gaan, dan zou ze ons daar het ontbijt brengen. Heerlijk op ons balkon gegeten, weer eens wat anders zo.
Omdat de winkel op maandag dicht was en we onderweg ook niks tegen zouden komen, kregen we vóór vertrek nog een half brood, een doosje camembert en een fles bronwater mee. Zo gepakt en gezakt begonnen we om 10 voor half 9 aan de eerste echt grote tocht.
Het klimmen ging prima. Meestal heel geleidelijk en in de schaduw. Uitstekende paden. Op de stoep voor een kerkje zetten we koffie en een poosje later kwamen we onverwacht tocht nog een cafeetje tegen. De omgeving was erg mooi. Nog geen echte hoge bergen, maar die zag je af en toe wel in de verte en in de middag zagen we zelfs al een keer, héél ver weg, de Mont Blanc schemeren.
Vlak voor het officiële einde van ons dagtraject, zat er nog een gemene klim in de route. Volgens ons boekje moesten we van 820 naar 880 meter. Zestig meter klimmen is natuurlijk geen probleem, maar er stond niet bij, dat je daarvoor eerst moest afdalen naar een beek. Almaar verder omlaag ging het, in plaats van omhoog, en je hebt geen idee hoe diep die beek wel ligt. Dat zijn altijd tamelijk vervelende momenten en we slaakten een zucht van verlichting toen we eindelijk het water dichtbij hoorden!
De klim vanaf de beek omhoog was daarna afschuwelijk steil. Mijn adem was compleet op hol toen ik eindelijk boven kwam, waar Wim met de waterfles in de aanslag al een tijdje op me stond te wachten. Niet te geloven. Wat dié voor longen heeft!
Hierna was het leed geleden en liepen we rustig uit tot Le Cret. Daar moesten we van de route af voor een overnachtingsplaats. Volgens het boekje op 15 minuten afstand in Chevenoz. Maar we hadden nergens een hoteladres in Chevenoz kunnen vinden. Wel in Vacheresse, nog eens 3 kilometer verderop en daar hadden we gisteravond naar gebeld om te reserveren. Morgen zouden we dan proberen met een taxi weer op de route te komen.
Nu dus op naar Vacheresse. Vier kilometer langs een autoweg is niet echt een pretje. Na ruim 2 kilometer liep de weg bovendien uit op een drukkere weg. Om even bij te komen stopte Wim op een parkeerplaats waar de 2 wegen samenkomen. Toen ik even later aan kwam sjokken, zag ik bij het oversteken een bus aankomen. Het leek geen tourbus, dus ik stak op goed geluk mijn hand op. En warempel, de bus draaide de parkeerplaats op en we konden zó instappen. Nu waren we in een mum van tijd in Vacheresse.
Waar we uitstapten was aan weerszijden van de weg een hotel, maar geen van beide ons adres. Gelukkig niet, want ze zagen er niet zo aantrekkelijk uit. Die van ons lag hogerop, maar was het klimmetje meer dan waard. Wat een prachtig ding … en met zwembad! Na het uitpakken, afbadderen en een piepklein dutje, lekker even gepoedeld.
Het eten was van mindere kwaliteit. Een ondefinieerbaar soepje, gevolgd door een onbehouwen bak met sla en een piepklein schaaltje lasagne, dat die naam naar onze mening niet verdiende. Het toetje was een bakje rabarber, een van de weinige dingen die ik echt niet lust. Gelukkig was er ook een kaasplankje waar we ons flink tegoed aan hebben gedaan en de wijn was heerlijk.
Na dit maal liepen we het terras op voor een kop koffie en daar sloeg de schrik om ons hart. Lelijke grijze wolken kwamen vanuit de hogere bergen aangerold. Dat zag er absoluut niet mooi uit. Het was hier al weken lang prachtig weer geweest en hoewel die hitte niet ideaal was, moest je er toch niet aan denken dat het nu al, na 2 dagen om zou slaan.
Wim kwam al snel met een rigoureus plan: morgen een dag aankijken en dan zien hoe verder. Daar was ik nog niet aan toe, zonde om nu al een rustdag in te lassen. Op de kaart was te zien dat de hut waar we morgen heen moesten ook direct vanuit Vacheresse bereikbaar was, via een wit – dus berijdbaar – weggetje. Bij regen zou dat een goed alternatief zijn voor de route “bovenover” die veel langer en zwaarder was. Maar dat vond Wim weer zonde, want bovenover was natuurlijk veel mooier. Uiteindelijk besloten we de taxi nog niet te bestellen, de wekker wél op kwart voor 7 te zetten en morgenochtend de knoop door te hakken.
We lagen nog niet zo lang toen het begon te regenen, te plenzen, te hozen. En dat ging de hele nacht zo door.
Dag rust: Dinsdag 1 juli 2003
Vacheresse
Ik lag al een poosje wakker en naar de regen te luisteren toen ik me afvroeg, waarom die wekker alsmaar niet afliep, terwijl het voor mijn gevoel toch al tamelijk laat was. Op dat moment schoot het door me heen, dat ik hem op 7.45 had gezet in plaats van op 6.45! Ik greep naar het apparaatje en ja hoor: 10 over half 8. Oh jee, veel te laat voor zo’n zware tocht. Dit, in combinatie met een blik op de loodgrijze hemel, gaf de doorslag. We draaiden ons nog eens om en deden het rustig aan vandaag.
Ergens hadden we gelezen dat er een paar kilometer verderop, in Abondance, een bezienswaardige abdij was. Wellicht was dat een aardig uitstapje. We vroegen aan “mevrouw” of en hoe laat er een bus naar Abondance zou gaan. Daar had ze nog nooit van gehoord, maar haar man zou ons wel even brengen. Zo stonden we om kwart over 10 in de stromende regen in Abondance. Eerst naar de VVV voor de dienstregeling van de bus, want onze chauffeur had niet gevraagd, hoe laat hij ons weer op moest halen. Er bleek om 2 uur en om 5 uur een bus terug te gaan. Die van 5 uur was veel te laat. Een blik om ons heen leerde dat het al een hele tour zou zijn om de tijd tot 2 uur vol te maken!
Na de koffie was de abdij aan de beurt. De kerk was gesloten wegens renovatie, maar de kloostergang was te bezoeken. We hebben er zeer uitvoerig alle fresco’s bezichtigd. Ook de verzameling goedbedoelde rommel die als museum voor religieuze kunst diende, zijn we doorgelopen en daarmee hadden we het belangrijkste van Abondance toch wel gezien.
Maar er was nog een belangrijke zaak af te handelen. Iets waarvoor deze dag van onvrijwillige rust eigenlijk een uitkomst was: een bezoekje aan de Pharmacie. Ik kon namelijk amper meer lopen met een flinke blaar op rechts en een dreigende op links. Extra sokken hielpen wel iets, maar konden de schade van de eerste dag niet meer verhelpen. De pleisters waren bijna op, dus dat moest op zijn minst worden aangevuld. Verder had ik mijn hoop gevestigd op een nieuw soort blarenpleister dat ik bij V&D had gezien, maar veel te duur had gevonden. Nu kon het me niet schelen wat het kostte, als het maar hielp! En jawel, second skin pleisters, ze hadden ze! Zo snel mogelijk eentje aangebracht en werkelijk … wat een wondermiddel. Je voelde vrijwel niets meer. Zó moesten we Landry wel kunnen halen.
In het mooie Hotel de l’ Abbaye aten we tussen de middag een lekkere kaasfondue. De borden die we naar andere tafels zagen gaan, zagen er trouwens ook geweldig uit. Tjonge, jammer dat we hier vanavond niet kunnen eten.
Weer buiten begon het net weer te regenen. Zo ging het vrijwel de hele dag door. De weersverwachtingen waren echter niet dramatisch, dus we hielden hoop. Terug in het hotel belde ik in elk geval de hut om voor morgen te reserveren. Verder schreven we de kaarten die we gekocht hadden, haalden wat boodschappen voor onderweg, deden een mislukte (verregende) poging om de Romeinse weg die hier zou moeten lopen te bekijken (niet gevonden) en lazen en luierden de middag door.
Het eten van vanavond was nog erger dan gisteren. Dit was echt een absoluut dieptepunt. Een bolletje droge rijst met 2 worstachtige gevallen die nergens naar smaakten. Wim heeft ze nog weggewerkt, maar ik hield het na één hap voor gezien De kaas bracht wederom uitkomst.
Dag 3: Woensdag 2 juli 2003
Van Vacheress naar Chalet de Bise
6 uur 55 minuten – 1200 meter ⇑ 580 meter⇓
De wekker stond nu wel goed en zelfs op half 7. In de dienstregeling hadden we namelijk gezien, dat er om 10 over half 8 een bus van Vacheresse naar Chevenoz ging. Wel erg vroeg, maar toch aanzienlijk eenvoudiger dan een taxi, die ik weet niet waarvandaan moest komen. We zagen daarom af van het ontbijt, namen ieder een halve chocoladecake met een glas water en stonden al vóór half 8 – de bus was gisteren namelijk ook veel te vroeg – beneden aan de autoweg. Bushaltepalen kennen ze hier niet, maar op deze plek waren we ook uitgestapt. Juist toen we om kwart voor 8 wat onrustig begonnen te worden (er liep ook een secondaire weg dóór Vacheresse, de bus zou toch niet ….) kwam de bus er aan. Helaas ging hij niet helemaal naar Le Cret, dus vanaf Chevenoz moesten we zelf verder klimmen om weer op de route te komen.
Het was droog en het zag er naar uit dat het voorlopig droog zou blijven, al was het wel zwaarbewolkt. Vandaag was de testcase. De eerste echt grote klim, 1200 meter, netto wandeltijd bijna 7 uur. Vanaf Le Cret ging het dan ook gelijk verder omhoog . Een lekkere klim door het bos met een schitterend uitzicht op het meer van Genève, toen we het eerste alpenweitje betraden. Dat uitzicht kregen we vandaag telkens weer, steeds hoger en weidser. We zagen Thonon, Nyon en zelfs de plooi in de Jura waar St.-Cergue moest liggen.
We liepen weer helemaal in ons oude ritme. Na ruim 2 uur pas de eerste rust, met koffie en koeien.Koffie bij de koeien
We werden ingehaald door een vrouw, een Zwitserse naar later bleek, die in haar eentje ook de GR5 liep. We zouden elkaar vandaag nog een paar keer passeren. Ze was van plan om in één keer door te lopen naar Chapelle d’Abondance, ons doel voor morgen. Dat leek ons wel érg ambitieus! Buiten de 6 (!) cols die vetgedrukt in het boekje stonden, waren er nog een paar tussencolletjes. Op één daarvan zagen we een tweetal gemzen, vlakbij op een heel steil wandje. Vanaf hetzelfde punt zagen we heel ver in de diepte de Refuge de Bise liggen. Maar we gingen er nog niet naar toe. We moesten helemaal óm een paar bergen en over diverse passen heen.
We hadden onze Zwitserse GR5-genote een helling op zien gaan waarvan ik betwijfelde of dat wel klopte. Maar het teken was niet echt duidelijk en zij was inmiddels al lang uit zicht. Dus het zou wel goed zijn. Niet dus. We waren gelukkig nog niet zo ver, toen ze al roepend weer in beeld kwam. We moesten óm de bergrug heen, niet erover. Voor haar zal dit wel de doorslag gegeven hebben, want toen we uiteindelijk na een lange, inspannende afdaling de hut bereikten, had zij zich al uitgebreid in het dortoir geïnstalleerd.
Voorafgaand aan die laatste afdaling hadden we nog een enorme groep steenbokken gezien. Het waren er zeker wel 30! Wel wat ver weg, maar ontzettend leuk!
Nu de refuge. Wat een ding zeg, allemachtig. Twee rijen matrassen van 12, boven elkaar, een halve meter tussen de slaapplaatsen en de muur, waar je je rugzak kwijt kon en alles moest organiseren. Geen douches, zelfs geen wasgelegenheid behalve de betonnen waterbak buiten, één sta-toilet, ook buiten, een eetzaaltje en dat was het dan zo’n beetje. Volgens het boekje moesten er 60 slaapplaatsen zijn. Gelukkig was het nu niet vol, want dat zou wel érg benauwd worden. Het eten was eenvoudig. Een goeie soep en daarna polenta met een braadworstje. Een godenmaaltijd in vergelijking tot gisteren.
Het slapen viel mee. Er was een groep kinderen die nog eindeloos lagen te giechelen en te smiespelen toen het licht uitging, maar nadat ze eindelijk hun waffel hielden, hebben we redelijk geslapen. We hoorden ’s nachts nog wel, dat het weer was gaan regenen. Hopelijk is het morgen droog!
Dag 4: Donderdag 3 juli 2003
Van Chalet de Bise naar Chapelle d’Abondance
3 uur 10 minuten – 314 meter ⇑ 800 meter ⇓
Maar het was niet droog. En de lucht vertoonde weinig hoop. Gelukkig hoefden we vandaag niet ver, 314 meter klimmen naar een col en daarna alleen nog afdalen, ruim 3 uur in totaal. Geheel in regenkleding gehuld en met plu op vertrokken we om half 9. We moesten over het erf van een boerderij, wat buitengewoon smerig was. Maar het was de enige manier om weer op het pad te komen, dus heel voorzichtig om niet te spetteren, ploegden we ons door de koeienmest. Daarna klimmen tot de col. Het ging, maar daar was alles mee gezegd. Af en toe kon de plu af, maar vooralsnog niet lang achter elkaar. Bovenop nog één keer terugkijken op de hut. Het meer van Genève zagen we niet meer, dat hadden we gisteren op de laatste col achter ons gelaten.
En toen naar beneden. Dat was een ware heksentoer. Het pad, vrij steil door weitjes, was spek- en spekglad. Vrijwel onbegaanbaar. Voetje voor voetje schuifelden we omlaag, zoveel mogelijk ieder overgebleven graspolletje benuttend voor houvast. En op een gegeven moment ging ik toch onderuit, achterover in een doornenstruik. Met die rugzak op, lag ik als een lieveheersbeestje te spartelen op mijn rug. het lukte niet om overeind te komen. Gelukkig was Wim niet zo ver vooruit en hoorde hij me roepen. Hij kwam terugklauteren om een handje te helpen. Nóg voorzichtiger lopen was onmogelijk, dus we hoopten er maar het beste van. Wim maakte ook nog een schuiver, maar die kwam gelukkig vanzelf weer op zijn benen terecht.
Eindelijk bereikten we het bos. Ook niet ideaal, maar stukken beter toch. Het was inmiddels wel droog geworden en toen we ruim 3 uur later de bebouwde kom bereikten, begon de lucht al wat te breken. Het eerste gebouw was gelijk al een hotel maar we liepen nog een eindje door tot we voor Hotel Les Gentianettes stonden. Wauw, deze was wel heel mooi! Een ware bloemenzee. We kregen een kamer met balkon en er was een ski-kelder waar we onze natte troep en zwaar bemodderde schoenen kwijt konden.
Tot 1 uur konden we eten. Na een snelle opfrisbeurt namen we een heerlijke omelet. De rest van de middag hadden we het razend druk. Een uitvoerige beurt in bad, T-shirts en sokken wassen, regenbroeken uitspoelen, schoenen schoonmaken, moeder bellen (verjaardag), dorp verkennen (niks te beleven en alle winkels dicht tot 4 uur), zwemmen en bubbelbadderen, terug naar het dorp voor boodschappen, fruit schoonmaken en alle overnachtingen voor de komende dagen reserveren. Dat laatste ging goed, op de gîte voor morgennacht na. Die bleek al 2 jaar dicht dus dat was even lastig. De VVV adviseerde een andere hut, maar die was ruim 2 uur verder en dat vonden we veel te ver. Zoeken en puzzelen in al onze documentatie leverde uiteindelijk op, dat er vanaf de geplande hut in Plaine Dranse een weg het dal in ging en daarbij langs het gehucht Pré de la Joux kwam, waar een hotel was. Blijkens de kaart konden we door het bos rechtstreeks afdalen. Hoe we dan weer op de route moesten komen, zouden we later wel weer zien. Desnoods toch maar een keer een taxi als dat zou lukken. We belden het hotel en daarmee was ook dit probleem weer opgelost.
Na al deze werkzaamheden hebben we heerlijk gastronomisch gedineerd. Daar waren we inmiddels wel weer aan toe. De zon was trouwens ook weer gaan schijnen en het zag er hoopvol uit. Weerbericht voor morgen: zeer koud met een enkele bui. Overmorgen: nogal koud, geen regen meer. Zondag: warm zomerweer!!
Dag 5: Vrijdag 4 juli 2003
Van Chapelle d’Abondance naar Pré de la Joux
7,5 uur – 900 meter ⇑ ? meter ⇓
Lekker weer eens een uitstekend ontbijt. Dit hotel zou achteraf als het beste op de route geklasseerd worden.
Die enkele bui viel nu al, dus dat klopte niet erg, maar bij vertrek was het droog. Eerst 1,5 kilometer langs de weg, daarna het bos in, waar we al snel op een wegafsluiting stuitten. Werkzaamheden. De GR5 werd omgeleid via een weiland met nogal hoog gras. Dat klom niet zo lekker, maar gelukkig kwamen we met een grote boog al vrij snel weer op het pad.
Inmiddels werden we ingelopen door een ander stel Nederlanders. Die hadden er een flink tempo in zeg. Toen we na ruim 2,5 uur en de eerste 500 meter stijgen bij de eerste rustplaats kwamen, – een chaletje met waterbak – zat hun “koffiepauze” er nét zo’n beetje op. Ondanks hun gebrekkige Frans, hadden ze ook ontdekt dat de hut in Plaine Dranse was opgedoekt. Zij zouden wél doorlopen tot de volgende hut. Na de lunch hebben we ze dan ook niet meer gezien. Net als de Zwitserse dame die inmiddels ook een onoverbrugbare voorsprong had opgebouwd.
Verder op weg naar de Col des Mattes, nog eens 400 meter hoger, begon het weer te regenen. Niet zo’n klein beetje ook, er kwamen zelfs hagelstenen aan te pas, bij een ijskoude wind. Er zat niks anders op dan midden in die bui de regenjassen uit de zak te peuteren, Schuilgelegenheid was in geen velden of wegen te bekennen. Óver die col dus en zo gauw mogelijk weer naar beneden! Dat was weer glibberen, maar dit keer zonder valpartijen. Het werd weer vrij snel droog en na nóg een buitje in de middag was het regenleed voorlopig geleden.
De middag was nog wel lang qua afstand, maar niet zwaar meer. Mooie route, op één traject na dat volkomen was omgeploegd door zwaar materieel. Geen prettige ondergrond voor de wandelaar. Aan het eind van de middag kwamen we op het punt waar we moesten besluiten hóé we naar Pré de la Joux zouden afdalen. Bij de eerste en kortste mogelijkheid op de kaart zagen we geen enkele aanduiding. Daarom liepen we nog zo’n 2 kilometer door tot het volgende punt op de kaart waar een weggetje naar beneden moest gaan. Hier stond óók geen aanduiding, maar nu moesten we het er maar op wagen. Tweehonderd meter verderop was er wel een bordje dat ons de weg wees. Nu zou het wel goed gaan, dachten we. Totdat we een eindje verder op een onduidelijke splitsing kwamen. Zonder bordje. Rechts leek het meest betrouwbaar, maar na een tijdje dalen, werd het pad steeds vager en boog bovendien de verkeerde kant uit. Tja, wat doe je dan. Toch maar weer terug naar boven en het andere pad proberen. Al snel stuitten we toen op een richtingaanwijzer en vanaf dat punt zakten we zonder problemen verder af.
Het hotel lag precies aan het eind van het pad. Nouja, bijna precies. Het laatste stukje was opgeofferd aan een kunst-bobsleebaan, met een hek eromheen. Die hindernis moesten we met onze verstijfde benen ook nog even nemen. Maar we hadden inmiddels ook gezien, dat er vlakbij het hotel een stoeltjeslift was. Dat zag er goed uit, want die leek in de richting van Plaine Dranse te gaan! We ontdekten al snel dat dat inderdaad het geval was. Hij kwam dus vlak bij de route en ging elke ochtend vanaf 9 uur! Dat was nou eens uitstekend geregeld!
Hotel La Perdrix Blanche was prima. Er brandde een heerlijk open haardvuur, waar we onze doorweekte schoenen bij konden drogen. ’s Avonds aten we tartiflette, een regionaal boerengerecht waarvan we nu weten, dat het érg lekker is: schijfjes aardappel met uien, spek en héél veel kaas, gegratineerd in de oven. Mmm.
Dag 6: Zaterdag 5 juli 2003
Van Plaine Dranse naar Les Crosets
4 uur 20 minuten – 462 meter ⇑ 450 meter ⇓
De stoeltjeslift begon net te draaien toen we aan kwamen lopen. Maar op het moment dat we in wilden stappen, hield-ie ermee op. Het was een heel gedoe om ‘m weer aan de praat te krijgen en toen we er eindelijk in mochten, stond-ie na enkele meters weer stil. Niet om erg veel vertrouwen in te hebben. We vreesden al dat we alsnog moesten gaan klimmen, maar dat viel mee. Na nog één onderbreking waren we in een mum van tijd boven, in Plaine Dranse. Vanaf hier kwamen we makkelijk op de col de Bassachaux, waar we de route weer oppakten.
Het was een lange, zeer geleidelijke klim naar de Col du Chésery waar we de grens met Zwitserland overstaken. Hier zagen we de eerste stergentiaantjes. Prachtig. De ongekroonde koninginnetjes van de alpenflora, volgens mij.
Wat we ook zagen, na een lunch van Mars met koffie in een hut, waren de eerste mountainbikers. Dat was minder geslaagd. Allemachtig, wat komen die lui hard naar beneden denderen. Vanwege de zaterdag waren het er waarschijnlijk extra veel. Klimmen zie je er niet één en later begrepen we waarom. Een heel eind verderop zagen we ze doodleuk met fiets en al in een stoeltjeslift naar boven komen!
Het weer was uitstekend. Prima temperatuur, wel wat bewolking. Dat was wel jammer. Af en toe waaide er even een opening en dan zag je welke schitterende uitzichten op het massief van de Dents du Midi je miste. Prachtige pieken met veel sneeuw.
Vrij vroeg in de middag arriveerden we in Les Crosets. Een uit de grond gestampt wintersportplaatsje, 20 minuten buiten de route. We hadden van boven af al gezien – en gehoord – dat er vandaag feest was in het dorp. Op een grote parkeerplaats bij de liften was met strobalen een kartingbaan ingericht en daar was men driftig aan het racen. Wim merkte op, dat ze dat op de parkeerplaats in St.-Cergue ook hadden willen doen. Maar die Hollandse auto …. Brrr, maar liever niet aan denken!
We bleven even staan kijken en liepen daarna verder naar Les Crosets waar we zochten naar ons hotel. Er stond niet op dat het een hotel was, maar de naam klopte wel, dus stapten we een simpel ogend restaurantje in een nogal haveloos appartementencomplex binnen. Daar werden we zeer hartelijk ontvangen door Nicole. Die had waarschijnlijk in geen maanden mensen gezien, want het loopt hier duidelijk voor geen meter. ’s Zomers niet, maar ’s winters ook niet, naar we uit haar verhalen begrepen. De kamer leek dan ook nergens naar, maar zuiver functioneel voldeed-ie wel.
Ook met het avondeten waren we de enige gasten. Nicole had wel haar best gedaan, maar een groot kokkin kon je haar niet noemen. Na het eten gaven de wolken nog even hun prooi prijs en hadden we een schitterend uitzicht op de sneeuwbergen. Jammer dat onze kamer aan de achterkant lag, want de volgende ochtend hoorden we van Nicole, dat de wolken een kwartiertje later helemaal opgeruimd waren. Maar toen lagen wij al op één oor in bed.
Dag 7: Zondag 6 juli 2003
Van Les Crosets naar Samoëns
7,5 uur – 505 meter ⇑ 1475 meter ⇓
Stralend weer, precies zoals voorspeld was! Nu vertoonden de Dents du Midi zich in volle glorie. Alleen lagen ze wel precies in het Oosten, dus met tegenlicht waren ze minder goed te zien dan bij avond het geval geweest zou zijn. We ontbeten voor het eerst weer eens buiten op het terras.
Daarna sloegen we wat proviand in bij Nicole en gingen om half 9 op pad. Het zou een lange dag worden. Oorspronkelijk hadden we een hut ingepland op 5 uur en 3 kwartier. Maar circa 1,5 uur verder lag een stadje, Samoëns, met veel hotels en we waren in zo’n goeie conditie, dat we dachten dat we dat wel konden halen.
We hielden de ochtend prachtig uitzicht op de hoge sneeuwbergen. Het aantal fietsers was ondanks de zondag aanzienlijk lager dan gisteren. Geen geschikte liften kennelijk. Wandelaars waren er wel behoorlijk wat.
Na een koffiepauze bij de berghut Lapisa verlieten we Zwitserland over de Col de Cou en daalden een heel stuk af, voordat we de Col de la Golèse opgingen. Het was nu echt warm zomerweer. Gelukkig met een lekkere bergbries, anders werd het alweer te warm. Na de Golèse hoefden we alleen nog maar af te dalen om in Samoëns te komen. Maar 980 meter in één keer dalen is ook héél vermoeiend. En bovendien klopten de tijden in ons boekje dit keer niet zo goed als we tot nu toe gewend waren. We zaten er dan ook best wel doorheen toen we tegen half 6 in het centrum van Samoëns arriveerden. Een gezellig stadje trouwens met zowaar een historische kern. Mooie Middeleeuwse, overdekte markt.
Ondanks de vermoeidheid viel Wim’s oog natuurlijk op de fruitkisten. Sinaasappels, kersen, perziken, voor de vitamientjes werd goed gezorgd! Na dit intermezzo gingen we op zoek naar het hotel dat we hadden gereserveerd. Het badje smaakte vandaag extra lekker!
Inmiddels had ik op mijn linkerhiel ook een blaar opgelopen. Maar toen ik die van Wim zag …. allemachtig, daar kon de mijne 3 keer uit! Hopelijk was de Pharmacie maandagochtend open, want zo ging het hard met de blarenpleisters. Volgens het doosje moest zo’n ding 3 à 4 dagen meegaan, maar met ons wandelgeweld hingen mijn pleisters elke avond volkomen verpulverd in mijn sokken. Een heel gedoe trouwens om de plakkerige restanten eruit te peuteren!
Er was een gezellig terras naast het hotel waar we ons menuutje namen. De ober was wat in de war en serveerde ons ongevraagd het dagmenu. Daar waren we niet van gediend, we wilden wel weer eens zelf kiezen. Na wat heen en weer gedimdam kwam hij de salade weer ophalen en kregen we alsnog de kaart. Naast ons werden lange tafels bezet door een grote groep, in lichtblauw sponsortenue gestoken voetballers. Ze hadden een enorme lol met elkaar. Leuk, maar we hielden ons hart vast voor onze nachtrust!
Dag 8: Maandag 7 juli 2003
Van Samoëns naar Sixt Salvagny
2 uur 40 minuten – 250 meter ⇑ 200 meter ⇓
Maar de heren hebben zich keurig gedragen. Althans, vannacht. Vanochtend bij het ontbijt hadden ze wel alle croissants weggekaapt en die werden helaas niet meer bijgevuld. We waren ook wel laat vandaag. Dat mocht, want door de verlengde etappe gisteren, hadden we nu maar 2,5 uur te gaan naar Sixt-Salvagny. Een ochtendwandelingetje dus.
We slenterden op ons gemak door het plaatsje. Pleisters ingeslagen, proviand voor de komende dagen, want dan kwamen we geen winkels meer tegen, nog wat kaarten voor het thuisfront en het album. Zelfs koffie vooraf zat er dit keer in. Rond 10 uur gingen we dan toch echt van start. Het eerste deel was vlak, langs de rivier de Giffre. Mooi, beschaduwd bospad. Na een paar kilometer vernauwt het dal zich tot een ware kloof. Daar gaan de rivier en de autoweg doorheen, maar voor de wandelaar was er een verrassend alternatief. Hier was namelijk een oude bedding van de rivier, die een echte gorge vormt. Daar ging de wandelroute doorheen. Het moet hier miljoenen jaren geleden een flinke waterval geweest zijn, zo steil liep het pad. Gelukkig waren er trappen en leuningen op de lastigste stukken. Zo valt zo’n ochtendwandelingetje toch altijd weer tegen. Maar mooi was het wel en heel spectaculair!
Aan de andere kant van de kloof had je een mooi uitzicht op Sixt, dat helemaal omsloten wordt door hoge wanden. Jammer dat het Fer à Cheval, achter Sixt, te ver van de route aflag, zo’n 2,5 uur, want dat werd wel als iets bijzonders aangeprezen. Maar wij gingen dus rechtstreeks naar ons hotel in Salvagny, waar we de middag lekker rust hadden.
Lezen, wasje doen, kaarten schrijven én weer even zwemmen, want ook hier was een zwembad. De steekvliegen waren wel hinderlijk. Zodra je uit het water kwam, zwermden ze om je heen, zodat het rond het zwembad niet echt een genoegen was.
Het plaatsje zelf had weinig te bieden. Alleen een aardig oratoire dat zelfs als site classé te boek staat. En het ligt in een mooi smal groen dal, met diverse watervallen in de omgeving. Die aan het eind van het dal, die we vanaf ons balkon konden zien, daar zouden we morgen langskomen. Daar konden we ons vast op voorbereiden, want morgen was het weer uit met de rust.
Dag 9: Dinsdag 8 juli 2003
Van Sixt Salvagny naar Refuge de Moëde
5 uur 50 minuten – 1600 meter ⇑ 350 meter ⇓
Vandaag zou de zwaarste klimdag worden: 1600 meter tot aan de refuge de Moëde in bijna 6 uur netto wandeltijd. De eerste 100 meter bracht ons tot aan de voet van de Cascade du Rouget, een site classé.
De aanduidingen waren hier niet zo duidelijk en kwamen niet overeen met de tekst. We volgden toch het teken maar. Dat voerde vrijwel loodrecht omhoog, vlak langs de waterval. Tekens zagen we op een gegeven moment niet meer, maar het pad liep door en we voelden er niks voor om terug te gaan. De richting was immers goed: naar boven. He was alleen te hopen dat we de goeie berg opgingen! Toen we eindelijk op een autoweg kwamen bleek dat het geval te zijn. Ik had eigenlijk gedacht dat we inmiddels veel verder op de kaart waren, dus dat viel een beetje tegen. Maar er was wél een terras, dat viel weer mee.
Na de koele dronk klommen we verder naar de volgende waterval, ook geklasseerd. Het waren er eigenlijk 2, La Pleureuse en La Sauffraz. Heel mooi, maar wel behoorlijk druk, Met wandelaars, want de autoweg kwam hier niet langs.
Verder omhoog ging het naar de Collet d’Anterne, die alsmaar niet leek te komen. Maar eindelijk zagen we het randje waar we overheen moesten, voorlopig het hoogste punt, 1900 meter. Eind van de middag zouden we nog hoger gaan, tot 2257 meter. Maar nu eerst door een mooie alpenwei een stukje dalen. Op een prachtig punt lag de Refuge d’Alterne. Er waren hier weer heel veel gentiaantjes en natuurlijk ontzettend veel andere bloemen met de prachtigste felle kleuren.
De Col d’Anterne viel dan weer mee. We waren vrij snel boven. En daar sloeg je hart werkelijk een paar keer over. Wát een uitzicht. Een volledige overview over het hele Mont Blanc massief. Wat we de 2e dag heel ver in de verte hadden gezien, lag nu in al zijn glorie vlak voor ons. We hadden van andere mensen gehoord, dat je vanaf de Col d’Anterne zo’n mooi uitzicht had op de Mont Blanc. Ze hadden absoluut gelijk!
We waren nog lang niet uitgekeken, maar daar konden we niet op wachten. Het werd koud met de wind op je doorweekte T-shirt, dus we vingen de afdaling aan, op weg naar de hut, die op 2000 meter lag. Een mooie hut, nieuw gebouwd met veel meer comfort dan de Refuge de Bise van een paar dagen terug. Vooral de douches waardeer je zeer, als je weet dat er anno 2003 ook nog hutten zónder douches zijn. Bovendien hadden ze hier kamertjes, dat is helemaal luxe, ook al waren ze ondergebracht in de oude hut, die behoorlijk krakkemikkig was. Dat was het kamertje ook wel een beetje, maar je hebt je eigen ruimte en er lagen zowaar lakens op het bed.
Na ons geïnstalleerd en opgefrist te hebben, streken we neer in de bar. Met wandel boekje en –kaart, want dat is zo’n beetje vaste prik: de ene tocht zit er amper op en dan moet je al weer voorbereiden op de inspanningen van de volgende dag. Hoe ver is het precies, waar zitten de zware stukken, waar kun je iets eten of drinken? Terwijl we zo zaten te studeren, werden we aangesproken door een Vlaams stel. Hij heette Karel en daarom hebben we haar maar Carolien gedoopt. Karel en Carolien deden ook de GR5, maar wel een beetje minder luxe dan wij. Karel moest nog even in de kou hun tentje opzetten. Carolien mocht niet helpen, die vond Karel te klunzig!
Om half 7 werd de bel geluid. Etenstijd. We hadden bij het reserveren onze menukeuze al door moeten geven, want je kon hier zowaar kiezen. De spaghetti leek ons niks, het menuutje had ik niet verstaan, maar toen ze als derde fondue savoyarde noemde, was de keus snel gemaakt. Wij namen dus plaats aan de fonduetafel. Aan de ene kant zat een stel naast ons, aan de andere kant was voor 3 gedekt, maar die kwamen niet opdagen. Ook later niet. Toen ons broodmandje leeg was, zijn we daarom maar doorgegaan met het mandje naast ons. Kersen en een kop koffie toe en daarna begon de eetzaal al aardig leeg te stromen. Het was behoorlijk druk trouwens. Deze hut lag niet alleen op de GR5, maar ook op de zeer populaire Tour du Mont Blanc, waar zo te zien de meeste gasten op liepen.
Wij zochten ook ons kamertje weer op. Toen we buiten kwamen, zagen we dat er juist 3 mannen, helemaal afgepeigerd, het pad vanaf de col af kwamen dalen. Onze tafelburen, ging het door ons heen. Allemachtig, om half 9 nog aankomen! En wij hadden hun broodmandje ook nog geplunderd! Wat een armoe. Het bleken Engelsen te zijn en ze zagen er eerlijk gezegd niet uit, met materiaal uit het jaar nul. En die man met dat blauwe T-shirt was gewoon veel te dik voor dit werk. Toen hij zich omdraaide, bleek dat op zijn rug de hoogste bergen van Engeland waren afgebeeld, waaronder de Snowdon. Daarmee hebben we hem tot Lord Snowdon gebombardeerd. Terwijl Lord Snowdon en zijn kompanen hun wonden likten, klauterden wij ons trapje op en nestelden ons in bed met een boek.
Dag 10: Woensdag 9 juli 2003
Van Refuge de Moëde naar Les Houches
8,5 uur – 1000 meter ⇑ 1900 meter ⇓
Na de zware dag van gisteren was het vandaag opnieuw buffelen. We begonnen met 400 meter dalen. Karel was zijn tent nog aan het inpakken en vlak achter ons kwam, jawel, Lord Snowdon. Hij was alleen. We veronderstelden dat zijn maten hadden gezegd: “Ga jij maar vast vooruit, wij halen je wel in.” Ik ben er aan gewend, dat alle wandelaars sneller gaan dan ik, maar ik wilde het toch niet laten gebeuren, dat Lord Snowdon me in zou halen. Maar al snel bleek, dat ik me daar geen zorgen over hoefde te maken. Hij bleef keurig achter me en leek zijn best te doen om me bij te houden.
Intussen daalden we alsmaar verder. Op zich geen probleem, maar de 35 minuten tot aan het bruggetje op het diepste punt waren allang om en dat is altijd vervelend. We deden er 50 minuten over. En dat was qua overschrijding nog maar een peulenschil van wat ons te wachten stond. Er klopte vandaag werkelijk helemaal niets van de tijden in het boekje. En dat alleen in negatieve zin helaas. Na het bruggetje ging het langs de bergwand omhoog. Lord Snowdon hadden we inmiddels afgeschud. Een heel eind verder zagen we hem, diep onder ons, met zijn maten op het bruggetje, maar daarna hebben we niets meer van hen vernomen. We gingen alsmaar hoger. Aan de voet van de beklimming van de Col du Brévent, juist op het moment dat ik het gevoel kreeg van “puf, puf, waar zijn we in hemelsnaam mee bezig bij deze hitte”, juist op het goeie moment dus, sprong er een groepje gemzen onder me langs. Drie volwassenen en een kleintje. Hartstikke leuk! Zo konden we er weer even tegen voor het vervolg naar de col. Daar arriveerden we via de eerste sneeuwveldjes en werden we opnieuw vorstelijk beloond. Gisteren hadden we op de Col d’Anterne al ademloos naar de Mont Blanc gekeken, nu hadden we een uitzicht, dat sloeg werkelijk alles. Nu stonden we echt pal tegenover de Mont Blanc.
Je kon de enorme gletsjers met hun blauwe spleten helemaal volgen tot in het dal. Beneden aan onze voeten lag Chamonix. Daar zouden we morgen naar toe gaan, want dan hadden we een rustdag gepland. Nu moesten we nog verder naar het topje van de Brévent, met ruim 2500 meter het hoogste punt van onze route. Karel en Carolien, die ons halverwege al waren gepasseerd, zagen het niet meer zitten. Die besloten rechtstreeks naar Chamonix af te dalen. Wim bestudeerde het steile bergwandje langs een enórme afgrond dat vóór ons lag. “Als we langs die afgrond naar de top moeten, dan gaan we ook rechtstreeks naar beneden”, merkte hij op. “Daar gaan we écht niet langst met deze zware bepakking.” Maar we zagen diverse mensen het pad naar de top opgaan, zonder dat ze bij die afgrond tevoorschijn kwamen. Het pad liep dus langs de andere kant, concludeerden we. En nadat we waren uitgerust, gingen we ook die kant op.
Het pad ging dan wel niet langs die afgrond (links op de foto), maar het was spectaculair genoeg, op sommige punten. Echt handen- en voetenwerk, met af en toe kabels gelukkig. Op één punt was het zelfs even “ogen dicht, verstand op nul en vooral niet naar beneden kijken”. Maar het laatste deel was weer een vierbaans autobaan. Hier wemelde het van de dagjesmensen. Naar de Sommet du Brévent gaat namelijk een kabelbaan vanuit Chamonix. De oudste van Frankrijk en ik dacht ook de baan met de grootste overspanning.
Toen we de laatste bocht omkwamen, voor het platform van de kabelbaan, hadden we, het leek haast onmogelijk, maar het is echt waar, een nóg mooier uitzicht op het massief. We waren er nu immers nóg dichterbij.
In het restaurant, dat hier natuurlijk niet ontbrak, dronken we een appelsap en hete chocolademelk. Daarna begon de lange, lange afdaling naar Les Houches. Als je Chamonix, op ongeveer dezelfde hoogte als Les Houches, zo piepklein in de diepte zag liggen, zonk de moed je bijna in de schoenen. Volgens het boekje zou het maar 2,5 uur zijn, maar zoals al opgemerkt, er klopte vandaag geen hout van. We deden er dik 4 uur over. Het eerste deel ging prima. We hadden vrijwel voortdurend uitzicht op de overkant van het dal. Later begonnen de meters toch wel te tellen en de benen werden alsmaar zwaarder en zwaarder. Het was al kwart voor 6, toen we eindelijk in het dal aankwamen. Nu nog door het dal naar het plaatsje. Maar dat was niet ver meer. En vervolgens een hotelletje zoeken. Er waren er hier diversen en omdat het uit het boekje moeilijk was op te maken welke een beetje gunstig lag, hadden we niks gereserveerd.
Links zagen we een groot hotel liggen, 3 sterren, maar wel vlak langs de autobaan. Rechts was het centrum van Les Houches. Daar moest ook een 3-sterren ding zijn. Misschien wat gezelliger, maar hoe ver was het nog? We waren niet tot heel veel meer in staat, maar kozen toch voor rechts. En daar kregen we al snel een prachtig hotel in het vizier, met heel veel bloemen, een zwembad en een fantastische tuin. Er was nog een kamer vrij, mooi gelegen met fraai balkon. We waren weer helemaal content. Een badje en schone kleren aan en je voelt je weer tip-top. Er viel intussen wel een fikse regenbui. De tafeltjes in de tuin werden in vliegende vaart ontruimd. Maar toen wij zo ver waren dat we naar beneden gingen, waren de meeste tafeltjes alweer bezet en konden we zonder problemen buiten eten. Heerlijk. En het vooruitzicht van morgen een dagje rust, deed ons ook geweldig goed.
Toch waren de afgelopen dagen niet in onze koude kleren gaan zitten en het werd tijd om onze knopen te tellen. We waren het eigenlijk al heel snel eens. Na morgen was er nog één gemiddeld zware dag, daarna nog 2 topzware en één redelijke, tot aan ons geplande eindpunt Landry. Dat werd toch teveel van het goede. We besloten niet nu al te stoppen, maar na de rustdag nog één traject te gaan, tot Les Contamines en de laatste 3 dagen door te schuiven naar een volgende keer. Ziezo, nu nog een kop koffie.
Terwijl we die opdronken zagen we Karel op straat voorbijlopen, even later gevolgd door Carolien. Die zullen wel gelift hebben vanuit Chamonix en hier ergens op de camping staan, dachten we. We waren niet echt verbaasd om hen hier te zien, maar even later vielen we wél bijna van onze stoel. “Kijk eens wie we dáár hebben”. En waarachtig, toen ik me omdraaide: Lord Snowdon en consorten! Met zijn blauwe T-shirt. We wisten niet wat we zagen. Helemaal op hun tandvlees weer. Het was kwart over 9!
Na enige aarzeling kwamen ze zelfs onze tuin in en ploften aan een tafeltje neer. Maar de keuken sloot om 9 uur en de bediening was onverbiddelijk. De heren konden weer gaan. Vlak naast het hotel was een gîte, hopelijk konden ze daar nog wat te eten krijgen. We vonden het wel erg sneu, maar ja, als je zó loopt, moet je er eigenlijk niet aan beginnen vonden we.
Dag Rust: Donderdag 10 juli 2003
naar Chamonix met de bus
Vandaag geen wekker en rustig aan, in de tuin ontbijten. Daarna wasje in de week, winkels zoeken en bij de VVV informeren hoe laat de bus naar Chamonix ging. En wie stonden er bij de bushalte te wachten? Juist, Lord Snowdon met zijn aanhang. Op weg naar huis? Dat leek ons een verstandige beslissing.
De bussen gingen trouwens ieder uur. Wij namen die van 11 uur en waren met een half uurtje in de stad. Het was er erg aardig. Een gezellig, levendig plaatsje. Geen echte bezienswaardigheden, maar natuurlijk een onvolprezen ligging. Het zicht op de hoogste berg van West-Europa is hier de grote trekpleister. En terecht. We wandelden wat door de straatjes en kochten nog wat kaarten.
Vanaf een terrasje keken we recht omhoog naar de Sommet du Brévent met zijn kabelbaan-platform. Nu lag die heel klein boven ons, zoals Chamonix gisteren piepklein onder ons lag.
Daarna hadden we Chamonix wel gezien en we namen om een uur of half 3 de bus terug. Terwijl Wim op ons balkon de nodige belletjes deed, heb ik heerlijk in het zwembad vertoefd. Het water was weliswaar ijs- en ijskoud, maar daardoor was de zon als je eruit kwam des te behaaglijker. En er was geen vliegje te bekennen. Heerlijk zo.
’s Avonds aten we wederom in de tuin. Bij het toetje werden we nog verrast door het prachtige natuurverschijnsel van het “alpengloeien”. En dat op de randjes van de Mont Blanc, die we van hieruit nét konden zien. Echt schitterend!
Dag 11: Vrijdag 11 juli 2003
Van Les Houches naar Les Hameaux du Lay
5 uur – 770 meter ⇑ 550 meter ⇓
Precies om 9 uur stonden we voor de supermarkt. Hij ging net open. Brood, kaas, een fles bronwater, we konden er weer tegen aan. Eerst naar de Col de Voza, op 1650 meter. Geen lastige klim, maar wel erg heet. Elke keer als je zo’n zonovergoten stuk moest oversteken, begaf je het bijna. Maar boven was een bar en warempel een stationnetje. Hier rijdt het hoogste spoorlijntje van Europa, het toeristentreintje naar de Mont Blanc. De oudste bergbaan van Frankrijk, al aangelegd in 1904. Een beetje gek om hier een trein tegen te komen, maar wel grappig.
Vanaf de Col de Voza konden we rechtstreeks afdalen naar Les Contamines, of een alternatief volgen, bovenover. We voelden ons weliswaar weer zó tip-top dat we al weer overwogen om tóch tot Landry door te gaan, maar om hier in de hitte het zware alternatief te kiezen, dat ging ons wat te ver. Het was waarschijnlijk wel een mooiere route, want de diretto ging langs heel veel huchten en huisjes.
Lang was-ie wel, de diretto. Het was nog een flinke afstand en er zaten een paar onverwachte klimmetjes in, doordat we weer zonodig naar een dieper liggende beek moesten afdalen. Les Contamines lag vrijwel helemaal achter in het dal. En na Les Contamines moesten we nog een eindje verder het dal in, naar Les Hameaux du Lay. We hadden tot onze verbazing gezien, dat daar een bushalte was. Maar toen we het bos uitkwamen, waren we nog veel verbaasder. Niet de gebruikelijke 3 vervallen boerderijtjes bij een waterbak, die je je bij een hameaux voorstelt, maar een compleet, nogal nieuw ogend wintersportdorp. In eerste instantie was het even een afknapper om dat hier in the middle of nowhere aan te treffen. Maar het wende snel. En het hotel dat we op het oog hadden zag er uitstekend uit. De goed gesorteerde winkel en grote parkeerplaats boden bovendien prima perspectieven voor het vervolg van de tocht, volgend jaar.
Of zouden we tóch morgen verder gaan? We waren er nog niet helemaal uit en bestudeerden het vervolg van de route om te kijken of we het misschien een beetjes anders, iets minder heftig konden indelen. Dat lukte echter niet, dus hakten we de knoop door. Dit was het eindpunt voor dit jaar. Het was een prachtig stuk geweest, waar we weer een hele poos op konden teren. We sloten de tocht af met een gezellig menuutje en een heerlijk laatste fles Savoye wijn
Slot: Zaterdag 12 juli 2003
Terug naar de auto in Les Rousses
Nog één keer de rugzakken inpakken en de schoenen aan. Via de winkel voor wat proviand togen we naar de bushalte. Om ongeveer 10 uur moest de bus vertrekken naar Le Fayet en dat deed-ie ook. Zo kwamen we na al die tijd weer eens in een file terecht. Het maakte ons niet zo veel uit, want de aansluitende bus naar Genève zou pas om 3 uur gaan. Bij de bezienswaardigheden van Le Fayet konden we ons niet zoveel voorstellen en dat bleek een juiste inschatting. Alleen het treintje naar de Mont Blanc vertrekt hiervandaan.
Op het station informeerden we, of we ook met de trein naar Genève konden. Dat kon, alleen ging die niet verder dan Eaux-Vives en daar was géén overstap naar Nyon, daarvoor moest je op het Gare-CCF zijn. Op de vraag hoe we daar dan moesten komen, haalde de loketbeambte zijn schouders op. Bus, taxi, ’t zou hem een worst wezen. We namen toch maar treinkaartjes voor Nyon, want de trein ging al om een 1 uur, dus dat scheelde wel 2 uur wachttijd. Vlakbij het station was zowaar een Hollandse krant te koop. Zo kwamen we met de Telegraaf de tijd wel door.
De reis verliep verder voorspoedig tot Eaux-Vives. Daar stapten we uit op een allerbelabberdst stationnetje, een afgang voor een stad als Genève. En nu? Zo’n 100 meter verderop reden trams. Op de halte stond een kaartautomaat, maar het was volstrekt onduidelijk hoeveel zônes we nodig hadden en hoeveel geld er in moest. De tram kwam er al aan, dus we stapten maar in. Bij de bestuurder kon je ook geen kaartjes kopen, die zat in een afgesloten hokje. Dan maar niet, dachten we. Maar het rijdt toch wel wat onrustig, zo zwart, met al die haltes en telkens het risico dat er controleurs instappen! Dat gebeurde gelukkig niet, dus we kwamen er goedkoop van af.
Een aansluiting naar Nyon was er al snel op het Centraal Station van Genève en daar aangekomen moesten we vliegensvlug kaartjes kopen, instappen en wegwezen voor het baantje naar St-Cergue. Met een enorme bocht kroop de trein de berg op. De spanning steeg nu wel. Hoe zou de auto erbij staan? In St.-Cergue lieten we ondanks de dorst, de terrassen links liggen en stoven we in een keer naar de parkeerplaats. En ja hoor, daar stond-ie, helemaal ongeschonden en nog fier overeind op alle vier z’n bandjes. Hij startte in één keer. Ongelooflijk, na 2 weken in die bloedhitte!
We overnachtten nog één keer in Les Rousses en daarna gingen we weer op huis aan. Het zat er weer op voor dit jaar. Nog 3 boekjes tot aan de Middellandse Zee!